als diens plaatsvervanger optrad. Ais secretaris was ook dit jaar
aan de Commissie toegevoegd de heer J. G. Bosman.
Op uitnoodiging van de Rijkstelevisie-Commissie hebben behalve
de Bondsdirecteur, een tweetal vertegenwoordigers van de Com
missie alsmede haar secretaris deel genomen aan twee besprekingen
met eerstgenoemde Commissie, welke gehouden zijn resp. op 28 Mei
en 12 Juni 1937 in het gebouw der P.T.T. te Den Haag. Deze be
sprekingen, hoewel belangwekkend, waren uiteraard van vertrou
welijk karakter. Wel kan hier worden medegedeeld, dat dank zij
het werk van de Televisie-Commissie het Hoofdbestuur ten op
zichte van het televisie-vraagstuk tijdig en volledig georiënteerd
was, zoodat het Hoofdbestuur ten opzichte van de Rijkstelevisie-
Commissie een wel omlijnd standunt kon innemen met betrekking
tot een eventueele exploitatie van televisie-uitzendingen. Bij deze
gelegenheid is de Rijkstelevisie-Commissie met nadruk gewezen
op de evidente belangen, welke het film- en bioscoopbedrijf bij
toepassing en exploitatie van televisie-uitzendingen heeft, zelfs
wanneer deze toepassing en exploitatie zouden geschieden bij wijze
van experiment.
In het vorig jaarverslag kon nog melding worden gemaakt van
een voorloopig rapport der Bondstelevisie-Commissie, waarin zij
niet alleen haar eersten indruk heeft vastgelegd, maar waaraan zij
bovendien gemeend heeft een advies te moeten verbinden tot het
uitvaardigen van een bedrijfsbesluit nopens een televisie-clausule
in filmcontracten. Dit rapport is op 28 Januari aan het Hoofdbe
stuur uitgebracht en hoewel zij de daarin vermelde conclusies ge-
ruimen tijd nadien volledig kon handhaven, achtte zij het niettemin
opportuun aan het eind van 1937 een meer uitvoerig verslag van
de door haar verrichte werkzaamheden en daarbij opgedane bevin
dingen aan het Hoofdbestuur uit te brengen.
In dit verslag weidde de Commissie uitvoerig uit over de tech
nische ontwikkeling en den huidigen stand van zaken van de tele
visie in binnen- en buitenland, over de practische toepassing ervan
in landen als Engeland, Duitschland, Frankrijk en Amerika, over
de televisie-programma s van de uitzendingen in Londen en Berlijn,
over de inzichten, welke men in de filmindustrieele wereld ten op
zichte van de nieuwe vinding is toegedaan en over de conclusies
van de Rijkstelevisie-Commissie in ons land.
Conclusies van de Bondstelevisie-Commissie
Aan het eind van haar rapport trekt de Commissie uit het door
haar ingestelde onderzoek de volgende conclusies:
39