DE SMALFILM 43 Hoewel velen in het bedrijf aanvankelijk een zwaar hoofd hadden in de ontwikkeling van de smalfilm, heeft toch het verloop der feiten in het afgeloopen jaar uitgewezen, dat het nog de vraag is, of de smalfilm voor het bedrijf inderdaad een vraagstuk vormt. In het vorig jaarverslag hebben wij zeer uitvoerig aandacht besteed aan de smalfilm en daarbij doen uitkomen, dat wij allerminst reden hebben ons te keeren tegen het 16 mm. formaat als zoodanig, noch tegen het amateurisme, noch tegen een smalfilmbedrijf, mits bona fide. De alles overheerschende kwestie bestond voor ons veelal hier in, dat buiten het bonafide bedrijf een ongebonden kleinbedrijf uit den grond zou opschieten, dat zich met betrekkelijk geringe kosten op dikwijls niet te controleeren wijze het geheele land door op het terrein zou begeven van het georganiseerde film- en bioscoopbedrijf en dit bedrijf dus in ieder geval een niet te begrooten schade zou kunnen berokkenen. Het afgeloopen jaar nu was daarom juist voor het lot van de smalfilm van beteekenis, omdat duidelijk gebleken is. dat buiten het georganiseerde film- en bioscoopbedrijf, hetgeen in ons land het geheele bonafide film- en bioscoopbedrijf uitmaakt, een ongebonden smalfilmbedrijf van eenige beteekenis geen levens vatbaarheid heeft. Vestigen wij slechts de aandacht op eenige markante gebeurte nissen. Allereerst zijn daar de prinselijke huwelijksplechtigheden in het begin van het jaar in Den Haag, waarvoor van de zijde der smalfilmers een overdreven belangstelling bestond. Meestal waren het amateurs of personen, die in opdracht han delden van een of andere vereeniging. Hoewel dezerzijds vanzelf sprekend een zekere soepelheid is betracht met betrekking tot het verstrekken van toegangsbewijzen, hebben wij toch niet geschroomd alles in het werk te stellen, dat deze uitsluitend werden verleend aan hen, die in het filmbedrijf werkzaam waren en wier onder neming als zoodanig als bonafide bekend stond. Dit was ook juist. Evenals immers het Comité voor persbelangen en het Comité uit de Nederlandsche Illustratiepers slechts diegenen toelieten, die zich als te goeder naam en faam bekend staande vakmenschen behoorlijk konden legitimeeren en tevens konden aantoonen, in wiens opdracht zij hun functie uitoefenden, heeft ook de Bond slechts aan diegenen faciliteiten doen verleenen, die aan vorenomschreven voorwaarden konden voldoen. Wij hebben daardoor beunhazerij kunnen voorkomen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1937 | | pagina 43