BELASTINGEN De belastingdruk op ons bedrijf, die als gevolg eener voort durende vermindering van inkomsten steeds zwaarder wordt, is aanleiding voor ons geworden dit jaar meer nog dan anders de aandacht van de Overheid te vestigen, zoowel op het onbillijke der bestaande heffing als op de daaruit voor het bedrijf ontstane nooden. In eenige artikelen van het Officieel Orgaan hebben wij ons standpunt nog eens uitvoerig uiteengezet en met voldoening mag er hier van worden gev/aagd, dat ook de pers in eenige beschou wingen meer begrip heeft gevraagd voor de belangen van het bioscoopbedrijf. De publiciteit, zoowel in ons Orgaan als in de pers, is in zoo verre niet tevergeefsch geweest, dat, toen wij ter zake een onder houd mochten hebben met Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken, de Minister en ook diens naaste mede werkers blijk gaven van onze uiteenzettingen in het Officieel Orgaan kennis te hebben genomen. Uiteraard kan van een dergelijke conferentie publiekelijk niets worden medegedeeld, wel moge hier echter als onze indruk wor den weergegeven, dat de Minister met onze nooden op de hoogte is en daarvoor een open oog heeft. Ons aanbod om Zijne Excellentie met cijfermateriaal aan te toonen, dat, afgezien van het onbillijke in de bestaande heffingen, deze heffingen niet langer door het bedrijf kunnen worden opge bracht, werd door Zijne Excellentie met welwillendheid aanvaard. Dientengevolge is in de Ledenvergadering van 8 November een besluit genomen om met het oog op de te voeren landelijke actie voor verlaging van vermakelijkheids -en personeele belasting voor de bioscopen aan den accountant van den Bond opdracht te geven tot het verzamelen van de noodige financieele gegevens, daartoe aan het Hoofdbestuur een crediet te verleenen en de leden op grond van artikel 31 der Statuten te verplichten de gegevens in kwestie te verstrekken. Met deze enquête is in den loop van 1937 een aanvang gemaakt. Ook mag niet onvermeld blijven, dat in gevallen, waarin worden aangetoond, dat de bioscoopexploitaties noodlijdend waren, dank zij de medewerking van den Minister, door de plaatselijke Overheid een vermakelijkheidsbelasting werd geheven, waarvan het percentage belangrijk beneden 20 bleef en in een geval zelfs op 12 werd gesteld. 62

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1937 | | pagina 62