74 rechtelijke toestemming van de makers der afzonderlijke werken te behoeven, wanneer de maker van het verzamelwerk het recht om de afzonderlijke werken in het verzamelwerk op te nemen op rechtmatige wijze van de makers dier afzonderlijke werken heeft verworven. In de zaak Blom/Gema is door de Rechtbank te 's-Gravenhage in 1937 een beslissing gegeven, waarbij Blom veroordeeld is om aan Gema, als degeen, aan wie de componist zijn recht op het auteursrecht voor de filmmuziek had overgedragen, muziekauteurs- recht te betalen; dus eene voor het Nederlandsche Bioscoopbedrijf ongunstige beslissing. Van deze beslissing is door Blom cassatie aangeteekend, maar het arrest van den Hoogen Raad is in deze zaak nog niet gewezen. In het betreffende vonnis van de Rechtbank, hetwelk gewezen is in hooger beroep van een vonnis van het Kantongerecht te 's-Gra venhage, valt sterk op de beslissing, dat in het contract, waarbij de componist May zijn muziekauteursrecht heeft overgedragen aan den filmproducer Eichberg, de laatste woorden van de clausule „Die Eichberg Film G.m.b.H. erwirbt mit diesem Vertrage das Recht die für den Film hergestellten Kompositionen für die ganze Welt ohne Einschrankung als Tonfilmmusik zu vertreiben und zu veröffentlichen" niet beteekenen, dat May aan Eichberg en zijn rechtverkrijgenden het recht heeft verleend de film openlijk te vertoonen, maar uitsluitend om de door May gecomponeerde muziek op den filmband vast te leggen en om die films te verveel- vuldigen en te verhandelen; tegen deze zuiver feitelijke beslissing, die ongetwijfeld door het geheele Nederlandsche Film- en Bioscoop bedrijf wordt veroordeeld, is helaas geen cassatie mogelijk; en dit is nog te meer te betreuren, nu vooreerst over deze clausule geen beslissing te verwachten is van eenig ander Nederlandsche rechts college, nu deze clausule ook ter beoordeeling zou zijn gekomen voor het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch in de zaak van Bergen/ Gema, wanneer Gema niet van haar recht gebruik had gemaakt om van de voortzetting dezer procedure af te zien door daarin tegen betaling der kosten afstand te doen van de instantie. In de zaak Blom/Gema is door de Rechtbank wijders wederom beslist, in aansluiting aan hetgeen in de zaak Tuschinski/Gema, maar in afwijking van hetgeen in de zaken Ufa/Buma was beslist en evenzeer in afwijking van het oordeel van den Procureur- Generaal bij den Hoogen Raad (cf. vorig jaarverslag), dat een geluidsfilm een verzamelwerk is. en tenslotte, dat de rechtsgeldig heid van de in Duitschland opgemaakte acte. waarbij May zijn

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1937 | | pagina 74