vervaardigd had nauwkeurig volgens het ontwerp, dat hij van het lid-filmverhuurder had ontvangen. Aangezien er bij deze zaak geen getuigen waren, en de verkla ringen van partijen lijnrecht met elkaar in strijd bleken te zijn, scheen het aanvankelijk uiterst moeilijk om uit te maken, wat er in werkelijkheid was gebeurd. Slechts door een zorgvuldige recon structie van de zaak, waarbij aan alle détails groote aandacht werd geschonken, kwam de Commissie op het goede spoor, toen bleek, dat ook de verklaringen van het lid-filmverhuurder niet in over eenstemming waren met die van het lid-exploitant en dat nog wel op een punt, waarover blijkbaar geen verschil van meening bestond tusschen den leverancier van de affiches en het lid-exploitant. De conclusie lag voor de hand, dat het lid-filmverhuurder de opdracht van het lid-exploitant abusievelijk anders had doorgege ven dan de opdracht in werkelijk luidde, zoodat als ,,de schuldige" moest worden aangewezen het lid-filmverhuurder. De Commissie heeft nog getracht partijen tot het aangaan van een minnelijke schikking te bewegen, in verband waarmede de donateur zich bereid verklaarde vergaande concessies te doen, doch het lid-filmverhuurder weigerde daaraan mede te werken. Dien tengevolge moest de Commissie de vordering van den donateur tot schadevergoeding geheel toewijzen. Van onaangenamen aard was een geschil tusschen een donateur en een lid-exploitant, betrekking hebbende op de levering van drukwerk aan laatstgenoemde. Het drukwerk werd n.1. niet op tijd betaald en de donateur nam de noodige maatregelen om betaling van zijn vordering te verkrijgen. Hij werd echter in den waan gebracht, dat de schuld voldaan moest worden door den eigenaar van de zaal, waarin het lid-exploitant zijn bioscoop exploiteerde. De zaaleigenaar werd bij verstek door den kantonrechter veroor deeld, maar hij teekende daarvan hooger beroep aan. Bij de behan deling in hooger beroep werd het lid-exploitant als getuige gehoord, die verklaarde, dat hij en niet de zaalhouder het bedrag aan den donateur schuldig was. Derhalve werd aan den donateur door de Rechtbank zijn vordering ontzegd en werd hij veroordeeld in de proceskosten, die meer dan het vijfvoud van de oorspronkelijke vordering bedroegen. De donateur wendde zich daarop tot de Com missie van Geschillen en vorderde van het lid-exploitant niet alleen betaling van de oorspronkelijke vordering, maar ook terugbetaling van de proceskosten als hiervoren bedoeld, zulks op dezen grond. 102

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1938 | | pagina 103