tigen, verzorgen en exploiteeren van auteursrechten, een en ander in den ruimsten zin; 3. dat eischeres tot dat doel een zeer uitgebreid repertoire van muziekwerken tot haar beschikking heeft: 4. dat dit repertoire is ontstaan, doordat componisten en andere rechthebbenden op uitvoerings-auteursrechten van muziekwerken, inziende, dat hunne rechten alleen dan met succes kunnen worden verdedigd, indien deze in elk afzonderlijk land in handen van één lichaam worden samengebracht, deze rechten, hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van hun nationale organisatie, ter verdedi ging en exploitatie in Nederland hebben toevertrouwd aan eischeres, aan wie bij beschikking van den Minister van Justitie van 24 Maart 1933, bij uitsluiting van elk ander, toestemming is gegeven voor het als bedrijf verkenen van bemiddeling in zake muziekauteursrecht; 5. dat gedaagde vijf bioscooptheaters exploiteert en wel het „City Theater" aan de Veenestraat 25 te 's-Gravenhage, de Cinema ,,Odeon" aan de Heerengracht 13 te 's-Gravenhage, het „Flora Theater" aan de Wagenstraat 7981 te 's-Gravenhage, het „City Theater" aan het Kleine Gartmanplantsoen 1325 te Amsterdam en het Theater „Lumière" aan den Coolsingel 83 te Rotterdam; 6. dat in deze theaters bij de vertooning van geluidsfilms de daarbij behoorende muziek op mechanische wijze in het openbaar wordt ten gehoore gebracht; 7. dat tot het bovenbedoelde repertoire van eischeres ook be- hooren muziekwerken, die bij de vertoöning van geluidsfilms in het openbaar worden ten gehoore gebracht, voor de openbare uitvoering van welke muziekwerken derhalve toestemming van eischeres is vereischt; 8. dat het tot den rechtsplicht van gedaagde behoort er voor te zorgen, dat bij het op bovenomschreven wijze ten gehoore brengen van muziekwerken in haar theaters, de aan eischeres toevertrouwde uitvoeringsauteursrechten worden gerespecteerd; 9. dat toch de installatie of installaties, waarmede in gedaagdes theaters bij de vertooning van geluidsfilms in het openbaar muziek ten gehoore wordt gebracht, bediend wordt (en) door een persoon of personen, voor wier daden gedaagde aansprakelijk is, in ieder geval deze installatie óf installaties staan pnder de heerschappij van gedaagde en deze het in haar macht heeft te beletten, dat bij het hiermede ten gehoore brengen van muziek eens anders rechten worden gekrenkt; 118

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1938 | | pagina 117