een geluidsfilm nimmer toelaatbaar is zonder eischeresse's toe stemming, maar zoolang dit alles niet vaststaat en daarover tusschen partijen nog processen aanhangig zijn, is dit naar gedaagde s meening in geen geval toelaatbaar; hetgeen te meer klemt, nu in de ontelbare procedures, die speciaal over het tweede punt in Nederland gevoerd zijn dooi de eischeresse of door de met haar gelijk te stellen Duitsche Gema, alle gewijsden steeds zijn geweest in het nadeel van de eischeresse of de Gema: 24. Wat den eisch sub 3o. van het petitum betreft, moge de ge daagde erop wijzen, dat in 1934 voor het eerst soortgelijke vorderingen, als bij deze zaak- zijn ingesteld, door de eische resse zijn aanhangig gemaakt tegen een der grootste Neder- landsche bioscoopexploitatiemaatschappijen, de te Rotterdam gevestigde Tuschinski's Exploitatie Maatschappij, waarbij toen voor elke overtreding resp. vertooning, een dwangsom is ge vorderd van 500. 25. Het thans gevorderd bedrag van 10 000.staat daartoe in geen verhouding; te minder waar de ontvangen toegangsgel den in elk van gedaagde's theaters per voorstelling als regel slechts enkele tientallen guldens, bij hooge uitzondering meer dan honderd gulden bedragen en de gedaagde slechts bij hooge uitzondering gerechtigd wordt om dusdanige films langer dan in totaal een week in haar theaters te vertoonen, terwijl de prijs, dien de gedaagde daarvoor dan betalen moet, varieert tusschen circa 40.en circa 200.per week; Op welke gronden gedaagde heeft geconcludeerd, dat het dei- Rechtbank behage de eischeresse niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans haar die te ontzeggen, met haar veroor deeling in de kosten der procedure; Overwegende, dat partijen vervolgens deze zaak hebben doen toelichten bij pleidooi; Ten aanzien van het recht: Overwegende, dat gedaagde, hierna te noemen Jogchems, in de eerste plaats heeft opgeworpen een middel van niet ontvankelijkheid, hierin bestaande, dat de door eischeres, hierna te noemen Buma. bij dagvaarding geponeerde stellingen in het bijzonder ten aan zien van het beweerdelijk aan haar door den componist Addinsell ter exploitatie toevertrouwde uitvoeringsauteursrecht dermate vaag zijn, dat Jogchems daardoor in zijn verdediging is benadeeld; 136

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1938 | | pagina 135