zoon van Hendrik Nicolaas Benjamin van Deutekom en Baukje
Sterk;
3o. Johannes Hendriks op 3 Mei 1922,
zoon van Hendrikus Gerardus Hendriks en Adriana Nas;
Overwegende dat door den inhoud van voormelde bewijsmid
delen, niet ontzenuwd door de verklaring van den getuige a
décharge gehoord en opleverende de redengevende feiten en om
standigheden waarop na te melden beslissing steunt, bewezen is
dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien
verstande dat verdachte het feit heeft gepleegd op 21 November
laatstleden als ondernemer van een alstoen in het aan de Hout
straat gelegen City-theater te geven (en gegeven) bioscoop-voor
stelling en filmvertooning;
dat de Rechtbank mede als bewijsmiddelen heeft gebezigd de
verklaringen van drie getuigen, die den leeftijd van zestien jaren
nog niet hebben bereikt, daar deze door hun houding en antwoor
den ter terechtzitting hebben blijk gegeven het gewicht van hun
verklaring voldoende te beseffen;
Overwegende dat verdachte's gemachtigde ter terechtzitting in
hooger beroep terecht heeft aangevoerd, dat door de Bioscoopwet
van 14 Mei 1926 S. 118, zooals deze is gewijzigd bij de wet van
24 December 1927, S. 406, de regeling van het gansche bioscoop
bedrijf, voorzoover dit valt onder art. 1 eerste lid, een zaak van
Rijksbelang is geworden, zoodat de verordenende bevoegdheid
der gemeentebesturen krachtens artikel 168 (135 oud) Gemeente
wet ten aanzien van het aan artikel 1 eerste lid Bioscoopwet onder
worpen bioscoopbedrijf is vervallen en thans uitsluitend berust
op artikel 3 en 4 Bioscoopwet;
dat hieruit volgt, dat de verordening op lichtbeeldenvertoonin-
gen en op zoogenaamde café-chantant- en variété-voorstellingen
vastgesteld bij besluit van den Raad der Gemeente Nijmegen van
11 Augustus 1920 ten aanzien van de lichtbeelden-vertooningen
haar kracht heeft verloren op grond van artikel 194 (151 oud)
Gemeentewet, voorschrijvende dat de bepalingen van plaatselijke
verordeningen, in wier onderwerp o.m. door een wet wordt voor
zien, van rechtswege ophouden te gelden;
dat nu het ten laste gelegde feit elders niet is strafbaar gesteld,
verdachte van alle rechtsvervolging moet worden ontslagen;
Mede gezien de artikelen 423, 425 van het Wetboek van Straf
vordering;
148