dat ook niet kan worden ingezien, waarom onderscheid zou
moeten worden gemaakt tusschen advertenties voor bioscoopvoor
stellingen en alle andere in de bladen gepubliceerde advertenties, in
dien zin, dat de eerste categorie wel, de laatste daarentegen niet
aan een preventief toezicht van de overheid zou zijn onderworpen;
Overwegende op grond van het vorenstaande,
dat de op 20 November 1935 door Burgemeester en Wethouders
aan appellant gezonden waarschuwing geen steun vond in de wet
en derhalve niet als grond voor het schorsingsbesluit kan gelden;
dat Burgemeester en Wethouder mitsdien ten onrechte hebben
besloten tot schorsing van de ten name van appellant staande
bioscoopvergunning;
Gelet op de bepalingen der Bioscoopwet;
Besluiten: met gegrondverklaring van het door appellant inge
stelde beroep, het daarbij bestreden besluit van Burgemeester en
Wethouders van Beverwijk d.d. 30 November 1937 te vernietigen.
(Was geteekend)
155