Afdeeling Amsterdam JAARVERSLAG OVER 1938 Als ik mij thans kan kwijten van de taak, welke mij in artikel 13 van het Afdeelingsreglement is opgelegd, om een schriftelijk verslag uit te brengen over de werkzaamheden in het afgeloopen jaar, dan is dit te danken aan het feit, dat ook bij de wisseling van de functionarissen tijdens het verslagjaar, de continuïteit in het bestuurswerk gehandhaafd blijft. Zoo is het mij dus mogelijk, hoewel ik eerst in de Buitengewone Algemeene Vergadering van 16 November 1938 tot Secre taris ben benoemd, reeds nu deze taak, en naar ik vertrouw tot ieders tevredenheid, te vervullen. Volkomen in de lijn der continuiteit worde de aanhef van dit verslag gewijd aan den toestand van het Amsterdamsche bioscoop bedrijf in het afgeloopen jaar, die gelukkig gunstiger is geweest dan in 1937. De achteruitgang der recettes in het voorgaande jaar is niet alleen ingehaald, maar de recettes van 1938 hébben zelfs bet totaal van 1936 niet onbelangrijk overschreden. In 1938 bedroegen de bruto-recettes van alle Amsterdamsche bioscopen tezamen een som van 4.359.483,900 tegen 4.151.444,40 m 1937 en ƒ4.227.942,in 1936; een vooruitgang bij 1937 ver geleken met een som van ruim twee ton en bij 1936 vergeleken met een bedrag van ruim 130.000, Neemt men daarbij in aanmerking, dat ook het aantal bezoekers een grootere vermeerdering dan in 1937 heeft ondergaan, dan is er reden om dit verslag met meer opgewektheid te schrijven, dan mijn voorganger dit het vorig jaar moest doen. In 1937 toch bedroeg het totaal aantal verkochte entreebiljetten 9.242.485 en in 1938 9.692.115; dus een vermeerdering van bijna 450.000 bezoekers. Dit getal moet waarschijnlijk nog met ca. 40.000 verhoogd worden. Het Bureau voor de Statistiek te Am- 170

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1938 | | pagina 167