en de toenemende handel blijvend zijn, klaar te staan hiervan te profiteeren, waarbij zij wel in het oog moeten houden, dat de resultaten van de gezamenlijke theaters steeds nog verre ten achter staan bij hetgeen vroeger te Rotterdam is bereikt, b.v. in 1929 '30'31. Deze cijfers opnieuw te bereiken moet steeds ons streven zijn. Hiervoor moeten wij onze krachten tot het uiterste inspannen, opdat wij eenmaal wederom kunnen wijzen op een grooten bloei in het Rotterdamsche Bioscoopwezen. In de algemeene vergadering van 14 April 1938 traden periodiek af de heeren H. Gerschtanowitz en R. Uges Jr. Beide heeren wer den met algemeene stemmen in hun functies herkozen. In de buitengewone ledenvergadering op 8 December 1938 trad in verband met de goedkeuring der nieuwe statuten het geheele bestuur af en werd dit door de vergadering met algemeene stemmen herkozen; zoodoende was het bestuur in 1938 als volgt samen gesteld: A. de Jong, voorzitter; H. Gerschtanowitz, vice-voorzitter; R. Uges Jr., secretaris; P. Vermeer, penningmeester; C. v. Willigen, bestuurslid. De afdeeling werd in de verschillende Bondsinstanties als volgt vertegenwoordigd: Afdeelingsraad: de heeren- A. de Jong en R. Uges Jr., van welken Raad de heer R. Uges Jr. tevens het voorzitterschap bekleedt. Commissie van Geschillen: de heer C. v. Willigen Jr. Hoofdbestuur: de heer P. Vermeer als gedelegeerde. Ledenraad: de heer R. Uges Jr. P r ij z e n-C o m m i s s i e: de heer R, Uges Jr., voorzitter. Bio Vacanti e-O o r d: de heer A. de Jong. Het aantal leden bleef in 1938 constant, t.w. 18, Ook in het afgeloopen jaar werden met verschillende autoriteiten der Gemeente Rotterdam conferenties gehouden. Met de directie der G.E.B, was aan het einde van het jaar nog geen overeenstem ming bereikt over de nieuwe contracten. Daar echter alle contrac ten op 31 December 1938 door de leden waren opgezegd, zal het 180

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1938 | | pagina 177