gehouden rede heeft de Bondsvoorzitter een uitvoerige uiteenzetting van het doel en de beteekenis van den Ledenraad gegeven. Van harte moge hier worden ingestemd met den toen door de: Bondsvoorzitter uitgesproken wensch, dat goede trouw, een hoog verantwoordelijkheidsbesef en het algemeen belang van het geheele film- en bioscoopbedrijf den Ledenraad tot richtsnoer mogen zijn. Voor groepsbelangen, aldus de Voorzitter, of een lichtzinnige op vatting van zijn taak mag er geen plaats zijn. Bij een goede function- neering zal in dezen Raad de sfeer worden verkregen, welke beant woordt aan het belang van de door hem te nemen maatregelen en welke bovendien geschikt is, om snel en doelmatig handelen mogelijk te maken. De groote winst van dit nieuwe instituut zal ten slotte zijn, dat ook het contact tusschen leden en Hoofdbestuur zoo mogelijk nog soepeler en steviger wordt dan voorheen en de leden van den Bond in de prettige overtuiging kunnen leven, dat hun invloed op het organisatie-werk is gestegen en de behartiging van hun belangen op de breedst mogelijke basis en met de grootst mogelijke zorg geschiedt. Helaas was de resteerende tijd te kort om de installatie van den Raad nog in 1938 te doen plaats hebben. Deze is eerst door den Voorzitter verricht op Dinsdag, 17 Januari 1939 in de bestuurs kamer van het Bondsbureau te Amsterdam. Onmiddellijk na de constitueering van den Ledenraad zijn aan dit College door het Hoofdbestuur conform het bepaalde in artikel 27 A van het Algemeen Bondsreglement een aantal concept- bedrijfsreglementen voorgelegd, n.1. voor de filmfabrieken, film productiezaken, film-importzaken, filmverhuurkantoren, perma nente en reizende bioscopen, alsmede inzake levering van films en Lijst van Geen Bezwaar. Tevens zijn deze concepten overeenkom stig artikel 27 B van het Algemeen Bondsreglement den leden van den Bond ter kennisneming toegezonden met een gelijktijdig ver zoek aan de besturen van de bedrijfs-, plaatselijke-, of provinciale afdeelingen, de leden in de gelegenheid te stellen genoemde voor stellen in afdeelingsvergadering te behandelen, bij welke gelegen heid de leden van den Ledenraad zich op de hoogte zouden kunnen stellen van de meeningen der afdeelingsvergaderingen, om zoo noo- dig ter tegemoetkoming aan de geuite wenschen amendementen op deze voorstellen in te dienen. 16

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1938 | | pagina 17