vertoond, een dergelijk verbod, dit was op 4 Maart, had uitge vaardigd. De burgemeester beriep zich bij zijn verbod op artikel 19 van de Bioscoopwet, waarin is bepaald, dat de burgemeester, indien van de openbare vertooning eener door de Centrale Com missie toegelaten film stoornis van de openbare orde is te duch ten bevoegd is, de openbare vertooning van zulk een film te ver bieden. De exploitant, die van meening was, dat de burgemeester op deze wijze zijn bevoegdheid had overschreden, heeft hem daar op medegedeeld, dat hij de film ondanks het verbod zou vertoo- nen. Zoodra echter tijdens de avondvoorstelling, welke verliep, zonder dat ook maar één oogenblik de orde werd verstoord, een bepaalde scène, welke de burgemeester gecoupeerd had wenschen te zien, op het doek verscheen, dreigde de politie op last van den burgemeester de zaal te ontruimen, indien de vertooning niet on middellijk werd gestaakt. De exploitant heeft daarop aan deze sommatie voldaan en den bezoekers medegedeeld, dat hij genood zaakt was de voorstelling te staken, waarna deze rustig en ordelijk de zaal verlieten. In September deed zich een dergelijk geval voor in Dokkum, waarbij zoo mogelijk met nog grootere willekeur tegen den bios coopexploitant, die de voorstelling verzorgde,werd opgetreden. Nadat hier de film ,,De weg terug" een avond in het plaatsje was gedraaid, zonder dat zich een schijn van onrust of ordeverstoring had voorgedaan, ontving de exploitant in kwestie van den bur gemeester de mededeeling, dat deze de vertooning van de film „De weg terug" op grond van artikel 19 van de Bioscoopwet ver bood, alsook de vertooning van alle verdere films van deze strekking. Het Hoofdbestuur heeft den Minister van Binnenlandsche Za ken geattendeerd, zoowel op hetgeen zich in Alphen aan den Rijn had voorgedaan, als op het gebeurde in Dokkum. Op goede gron den is aan Zijne Excellentie uiteengezet, dat hier door de Burge meesters in kwestie verkeerde toepassing was gegeven aan artikel 19 van de Bioscoopwet en deze Burgemeesters de hun ingevolge dit artikel verleende bevoegdheid hadden overschreden door te treden in een functie, v/elke uitsluitend toekomt aan de Centrale Commissie voor de Keuring van Films, namelijk de beoordeeling eener film in normatieven zin. Daarbij werd de vrees geuit, dat het voorgevallene in andere gemeenten ook ten aanzien van andere films navolging zou vinden. Daarom is dezerzijds aan den Minis ter verzocht het daarheen te willen leiden, dat aan de Burgemees- 54

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1938 | | pagina 55