geschikt de crisis te verscherpen en zoowel Overheid als particu lieren op nieuwe, doch nu vermijdbare kosten te jagen!" De vermakelijkheidsbelasting achtte de hoogleeraar niets anders dan een doodgewone accijns. De leer van de overdracht, die volgens de Professor bij de accijn zen een groote rol speelt, onderstelt, dat het betrokken artikel niet, of bijna niet prijsgevoelig is. ,,De waarheid bij de accijnzen en hun overdraagbaarheid is echter, dat een deel door den producent en een deel door den consument wordt gedragen. Gaat het echter om uitgaven, waarop wèl kan worden bezuinigd, dan laat in de mate der bezuiniging de theorie der overdracht in den steek en draagt het bedrijf den last. Het bioscoopbedrijf nu, heeft met andere bedrijfsgewijze geëx ploiteerde ondernemingen gemeen, dat de bezuiniging, opgelegd door prijsverhooging. tweeledig is: sommigen gaan een rang lager zitten, anderen komen óf zeldzamer, öf heelemaal niet meer. Dan is er nadeel aan alle kanten: de fiscus krijgt minder dan bij werkelijke overdracht het geval was geweest, het bedrijf ontvangt minder door bezuiniging bij het publiek en dit laatste wordt getrof fen door derving van genot. En dit alles door den dommen vorm van den accijns. De Overheden, hoog en laag, die in tijden van crisis en depres sie den eisch van bezuiniging van de daken verkondigen, kunnen niet tegelijk beweren, dat een bruto-belasting op vermakelijkheden wordt overgedragen, omdat de bezuinigers zich van prijsverhoo ging weinig of niets zouden aantrekken en tóch de plaatsrijen even dicht zouden blijven bezetten! Het is bekend, dat, evenals de per- soneele belasting op haar willekeurige manier, ook de meeste plaat selijke verordeningen op de heffing van vermakelijkheidsbelasting allerlei differentieering hebben aangebracht, van algeheele vrijstel ling af tot vol-belasten toe. Regelmatig behoort dan het bioscoop bedrijf met variété (in tegenstelling tot de revue), circus, bals en alle andere voorstellingen, tot de zwaarst belaste. Dat het onder scheid in zake de cultureele- of zuivere kunstwaarde niet het criterium vestigt, is overduidelijk. Er zijn bijvoorbeeld prachtige films en miserabele revues en operettes. Ook is er op het gebied van ..zuivere tooneelvoorstellingen" niet alles goud, dat daar blinkt. Wat moet men zeggen van „alle tentoonstellingen, voordrachten en wedstrijdendie veelal onder het lager tarief vallen? Elk logisch richtsnoer is zoek. Als het geld er maar komt!" Verwijtend moet tenslotte de Overheid in de ooren geklonken 66

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1938 | | pagina 67