Wederom twee jaar later, in 1938, heeft Buma het nogmaals
geprobeerd met een kort-geding-vordering, thans voor den Presi-
van de Rechtbank te 's-Gravenhage, zooals zij reeds tevergeefs
in 1934 bij den President van de Rechtbank te Rotterdam had
,-epoogd, n.1. een vordering tot verbod van vertooning zonder toe-
nming van Buma op verbeurte eener dwangsom.
Buma had toen kort te voren de z.g. Avro-processen gewonnen,
waarbij door den Hoogen Raad was bevestigd een arrest van het
Gerechtshof te Amsterdam, waarbij aan de Omroepvereenigingen
op verbeurte eener dwangsom verboden werd muziek ten gehoore
:e brengen van bij de Buma aangesloten componisten zonder Buma's
toestemming.
Gesterkt door deze arresten, werd Buma's vordering aanhangig
gemaakt, toen de raadsman van den Nederlandschen Bioscoop-
Bond, de heer Mr. Ch. J. F. Karsten, juist met vacantie afwezig
en niet te bereiken was. Zijn associé, de heer Mr. F. Heemskerk,
en de cassatie-advocaat van den Bond, Jhr. Mr. H. de Ranitz te
s-Gravenhage, hebben deze zaak toen moeten behandelen; en met
gunstig resultaat, want de Haagsche President wees Buma's vor
dering wederom af bij een vonnis, waarin Buma heeft berust.
Maar deze berusting was in zooverre slechts schijn, dat reeds
enkele weken later precies een zelfde vordering door Buma opnieuw
in kort geding werd aanhangig gemaakt, thans niet bij den Presi
dent van de Rechtbank te 's-Gravenhage, maar bij den Presidenf
van de Rechtbank te Utrecht, en wel tegen de Jogchem's Theaters
N.V. te Amersfoort.
Hierbij werd Buma klaarblijkelijk geleid door de overweging, dat
appèl van een vonnis van den Haagschen President, hetwelk
moet worden aangebracht bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage,
weinig voor haar te verwachten was vanwege het voor haar zoo
ongunstige arrest van dat Hof, hetwelk naar aanleiding van de
in 1936 door haar te 's-Gravenhage en Rotterdam gelegde beslagen
tegen haar gewezen was, maar dat daarentegen van een vonnis van
den Utrechtschen President appèl moet worden ingesteld bij het
Gerechtshof te Amsterdam, waarvan Buma meer verwachting kon
hebben vanwege het door dit Hof voor haar zoo gunstige arrest in
de Avro-processen.
Toen dan ook de Utrechtsche President, evenals de Haagsche
President, Buma in haar vordering in het ongelijk had gesteld, heeft
Buma zich getroost om van dat voor haar ongunstige vonnis appèl
77