zijn eenige buitenlanders als getuigen in deze zaak gehoord. Het geschil kwam hierop neer, dat een buitenlandsche ondernemer het auteursrecht van een film voor Nederlandsch-Indië aan een lid- filmverhuurder had afgestaan, terwijl nochtans dezelfde rechten via een buitenlandschen agent, die als gemachtigde optrad van eerstgenoemde buitenlandsche onderneming, aan den donateur waren overgedragen. De Commissie van Geschillen had uit het feit. dat laatstgenoemde overdracht eerder was geschied, zonder meer aangenomen, dat de donateur dus in het bezit van de rechten was, en derhalve het lid niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Uit het onderzoek, door den Raad ingesteld, bleek echter, dat de vertegenwoordiger van eerstgenoemde buitenlandsche onder neming niet gerechtigd was, het auteursrecht in kwestie over te dragen, althans, dat deze niet heeft kunnen aantoonen, daartoe wèl gerechtigd te zijn. Wèl echter bracht het onderzoek aan het licht, dat als gevolg van de ingewikkelde manipulaties van de buitenlandsche onderneming in kwestie en haar relaties met het lid— filmverhuurder in ons land, de indruk kon zijn ontstaan, dat de persoon, die zich als gemachtigde had opgeworpen, ook inderdaad gemachtigde was, zij het, dat de donateur in dit geval onvoorzichtig had gehandeld, door te verzuimen een onderzoek naar de antece denten van dezen persoon in te stellen. Een bezwarende omstan digheid was daarbij, dat de donateur geen gehoor had gegeven aan de waarschuwingen, welke meergenoemde buitenlandsche onder neming ter zake tot hem had gericht, hoe vreemd overigens deze waarschuwing ook mocht aandoen, gezien bepaalde correspondenties tusschen deze onderneming en haar vertegenwoordiger, welke den Raad onder de oogen zijn gekomen. Doch deze correspondenties waren tevoren aan den donateur niet bekend. De Raad vernietigde derhalve het vonnis van de Commissie van Geschillen en verklaarde klager, in dit geval ook appellante (het Nederlandsche lid-filmver huurder) in zijn vordering ontvankelijk. De vordering werd echter slechts ten deele toegewezen, terwijl partijen ieder voor de helft werden veroordeeld in de kosten der arbitrage. Gemengde Arbitrage In 1939 trad de Arbitrage-Overeenkomst tusschen den Neder- landschen Bioscoop-Bond en de Nederlandsche Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploitanten, welke op 31 December 1938 werd gesloten, voor het eerst in werking. 102

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1939 | | pagina 102