tooning van die geluidsfilm, althans het gemis aan recht van den componist van de muziek in die geluidsfilm om zich tegen die ver tooning te verzetten, zou moeten bewijzen; Dit moge wellicht acceptabel en toelaatbaar zijn, wanneer eerst vaststaat: primo, wat ten aanzien van muziek in geluidsfilms verstaan wordt onder „behooren tot het repertoire van appellante en secundo, dat, wanneer muziek in een geluidsfilm behoort tot het repertoire der appellante, de openbare vertooning van een geluids film nimmer toelaatbaar is, zonder appellantes toestemming, maar zoolang dit alles niet vaststaat en daarover tusschen par tijen nog processen aanhangig zijn, is dit naar geïntimeerdes mee ning in geen geval toelaatbaar; hetgeen te meer klemt, nu in de ontelbare procedures, die speciaal over het tweede punt in Neder land gevoerd zijn door de appellante of door de met haar gelijk te stellen Duitsche Gema, alle gewijsden steeds zijn geweest in het nadeel van de appellante of de Gema; Wat den eisch sub 3o. van het petitum betreft, moge de geïn- timeerde erop wijzen, dat in 1934 voor het eerst soortgelijke vorde ringen, als bij deze zaak zijn ingesteld; door de appellante zijn aan hangig gemaakt tegen een der grootste Nederlandsche bioscoop- exploitatiemaatschappijen, de te Rotterdam gevestigde Tuschinski's Exploitatie Maatschappij, waarbij toen voor elke overtreding, resp. vertooning, een dwangsom is gevorderd van 500. Het thans gevorderde bedrag van 10.000.staat daartoe in geen verhouding, te minder waar de ontvangen toegangsgelden in elk van geïntimeerdes theaters per voorstelling als regel slechts enkele tientallen guldens, bij hooge uitzondering meer dan honderd gulden bedragen en de geïntimeerde slechts bij hooge uitzondering gerechtigd wordt om dusdanige films langer dan in totaal een week in haar theaters te vertoonen, terwijl de prijs, die de geïntimeerde daarvoor dan betalen moet, varieert tusschen circa ƒ40.en circa 200.per week; Overwegende, dat de Rechtbank in haar vonnis van 3 November 1938, naar welks rechtsoverwegingen evenals naar de rechtsover wegingen der beide andere vonnissen hier uitdrukkelijk wordt ver wezen, heeft verworpen het middel van niet-ontvankelijkheid wegens vaagheid der posita van eisch en daarentegen heeft beslist, dat blijkens de in geding gebrachte acte van 1 December 1937 Addinsell aan Buma het recht heeft verleend in Nederland op te treden ter verdediging van zijn uitvoeringsauteursrecht met betrek king tot de door hem gecomponeerde muziek in de litigieuse film; 125

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1939 | | pagina 124