in Alphen ad Rijn, welke gemeente iedereen aanstonds doet den ken aan het bekende verbod van de film „Grazige Weiden In deze gemeente nu kreeg de plaatselijke exploitant het dit jaar opnieuw met de autoriteiten aan den stok en wel met het gemeente bestuur, dat zich de bevoegdheid had aangematigd, bioscoopvoor stellingen in de zoogenaamde „Stille Week" te verbieden. De loco- Burgemeester had namelijk in een aan den conciërge van het gebouw, waarin de bioscoop gevestigd was, verleende vergunning tot het geven van bioscoopvoorstellingen de bepaling doen op nemen, dat geen filmvertooning mocht worden gegeven in de Stille Week. De exploitant echter van de bioscoop stelde zich op het standpunt, dat hij zich aan dit verbod niet had te storen, omdat hem reeds in 1932 door den Burgemeester op grond van de Bio scoopwet vergunning was verleend tot het geven van bioscoop voorstellingen in bedoeld gebouw. Aangezien de exploitatie-com missie van dit gebouw zich gebonden achtte aan een overeen komst met den exploitant, liet deze het verbod op zijn beloop, zoodat de voorstellingen doorgingen; maar tegen den conciërge werd proces-verbaal opgemaakt wegens overtreding van artikel 9 van de politieverordening en vervolgens ook tegen den exploitant, wien als lid van het bestuur, dat het beheer voerde over het ge bouw, ten laste werd gelegd, dat hij, misbruik makende van het gezag, hetwelk hij als bestuurslid over den conciërge had, diens toestemming tot het gebruik van de zaal opzettelijk had uitgelokt. Via dezen bochtigen weg wist men de zaak voor den Kanton rechter te slepen. Beide zaken werden hier tegelijkertijd behandeld, waarbij de Bondsdirecteur als gemachtigde van den exploitant, zoowel als van den conciërge optrad. Deze, zich beroepende op een uitspraak van den Hoogen Raad, betoogde uitvoerig, dat de loco-Burgemeester niet bevoegd was de voorstellingen in de Stille Week te verbieden, omdat de materie, welke het bioscoopbedrijf aangaat, uitsluitend bij de Bioscoopwet wordt geregeld. Aanvankelijk was de ambtenaar van het O.M. van oordeel, dat zoowel de Bioscoopwet als de plaatselijke politieverordening de mogelijkheid openlaten om eene regeling te treffen, zooals deze thans door den loco-Burgemeester was toegepast. Daar hij het gewenscht achtte een uitspraak in hooger beroep mogelijk te maken, eischte hij twee boetes, elk van zes gulden, subs. drie dagen hechtenis. Na schorsing van eenige weken van de behandeling is de ambte naar van het O.M., nadat verdachten nog een kort verhoor was 32

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1939 | | pagina 32