een rentebelasting. een gewone en een extra winstbelasting. Dat alles, zonder dat er ook maar eenige compensatie tegenover stond. Vanzelfsprekend bracht de houding van den Minister deining in onze gelederen. De leden vroegen van het Hoofdbestuur energieke en vérgaande maatregelen om het dreigend gevaar te keeren. Aan zulke maatregelen heeft het niet ontbroken. Door middel van een accountantsonderzoek had het Hoofdbestuur den Minister reeds aangetoond, dat het bioscoopbedrijf van ieder millioen aan ontvangsten ruim 225.000.aan belastingen betaalt, uitgezonderd de inkomsten-, dividend- en tantième-belasting, alsmede de nieuwe lasten, welke men van ons eischte. In het Bondsorgaan werden een paar artikelen gelanceerd, waarin het standpunt van het Hoofdbestuur uitvoerig werd uiteengezet. Er werd contact gezocht met de financieele deskundigen van de onderscheidene fracties der volksvertegenwoordiging, ten einde hun aandacht op onze bezwaren en moeilijkheden te vestigen. Ook werd een beroep gedaan op de pers en met erkentelijkheid dient te worden gezegd, dat zij veel begrip heeft getoond voor ons stand punt en dit gepubliceerd heeft op een wijze, welke een grooten moreelen steun inhield. Reeds lag een adres aan de Tweede Kamer gereed, toen in Juli een regeeringscrisis optrad en onzerzijds alle actie werd gestaakt, in afwachting van wat er onder deze omstan digheden van het door Minister De Wilde ingediende Wetsontwerp zou terecht komen. Intusschen gaf het ons voldoening onze argu menten nagenoeg volledig terug te vinden in het in begin September verschenen Voorloopig Verslag van de Tweede Kamer over meer genoemd Wetsontwerp. Verscheidene leden spraken er blijkens dit verslag hun bevreemding over uit, dat, volgens het ontwerp, van het betalen van personeele belasting wel zouden worden vrijgesteld hotels, café's en restaurants, doch niet bioscopen, schouwburgen, concertzalen en dergelijke. Deze leden vroegen zich af, of er voor het verleenen van eenige bescherming van fiscalen aard ten opzichte van laatstgenoemde inrichtingen zelfs niet meer reden bestond, dan ten opzichte van die, waarvoor de Regeering vrijstelling voorstelde. In de eerste plaats toch, aldus deze leden, valt de waarde van het geen zij de bevolking aanbieden over het algemeen aanzienlijk hooger aan te slaan en in de tweede plaats hebben zij waarschijnlijk nog algemeener dan de café's en de restaurants te lijden onder een verlies brengende exploitatie, waartoe de zware belastingdruk in belangrijke mate bijdraagt. Met klem drongen deze leden er op aan, dat de met betrekking tot hotels, café's en restaurants voor- 45

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1939 | | pagina 45