gestelde vrijstelling tot de bioscopen etc. zou worden uitgebreid. Andere leden, die meenden, dat daardoor een te groot financieel offer van de Staat zou worden gevraagd, gaven de voorkeur aan een regeling, waarbij alle genoemde instellingen met een matig tarief zouden worden belast, welke oplossing zij gelukkiger achtten, dan een, waarbij de eene categorie geheel werd vrijgesteld en de andere aan de volle belasting werd onderworpen. Dit waren voor ons werkelijk hoopvolle klanken, doch zij werden helaas overstemd door de feiten. De Minister van Financiën der nieuwe Regeering, die inmiddels was opgetreden, gaf immers in zijn Millioenennota voor de begrooting 19391940 te kennen, dat hij overwegende bezwaren had tegen het door zijn voorganger ingediende Wetsontwerp tot invoering eener nationale inkomsten en winstbelasting. Deze Minister trok het Wetsontwerp ten slotte in en verving het door een herziening van de Rijksinkomstenbelas- ting en een vervanging van de dividend- en tantièmebelasting door een winstbelasting. Daarmede vervielen natuurlijk onze bezwaren- voor zoover zij de uitzonderingspositie betroffen, waarin men ons wilde brengen, doch allerminst onze bezwaren tegen de personeele belasting als zoodanig. Zoodra de tijd hiervoor rijp is zal dan ook van Bondswege alles in het werk worden gesteld om dezen last van het bioscoopbedrijf af te wentelen. Intusschen heeft de Minister van Financiën bij de Tweede Kamer der Staten Generaal een Wetsontwerp aanhangig gemaakt tot wij ziging en aanvulling van de artikelen 10. par. 1 en 11, par. 1 der Wet op de Personeele Belasting-1896, die volgens de Regeering een technische verbetering van de Wet beoogt, maar naar onze meening voor het bioscoopbedrijf een nadeel zal kunnen beteekenen. Het Wetsontwerp is gedateerd 30 December 1939. zoodat de be handeling ervan, waarbij hopelijk ook met onze bezwaren rekening zal worden gehouden, in 1940 zal geschieden. Vermakelijkheidsbelasting Het gedeelte van dit hoofdstuk, dat gewijd is aan de moeilijk heden, welke het bedrijf ondervindt als gevolg van de heffing eener belasting op vermakelijkheden begint de laatste jaren opmerkelijk kleiner te worden. Dit beteekent niet, dat deze last niet meer zoo zwaar door het bedrijf zou worden gevoeld, of dat daarmede dezer zijds vrede zou zijn genomen, maar wel, dat met de thans algemeen gebruikelijke heffing van 20% het verzadigingspunt is bereikt.. 46

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1939 | | pagina 46