zoodat door het bedrijf meer aan keuringsrechien was betaald,
dan de zoogenaamde self-supportingdienst van de Centrale Com
missie voor de Filmkeuring noodig had gehad.
Daarom heeft het Hoofdbestuur zich op 26 Augustus tot den
Minister van Binnenlandsche Zaken gewend met het verzoek het
daarheen te willen leiden, dat het surplus aan het bedrijf zou wor
den gerestitueerd. Het Hoofdbestuur wees er daarbij op, dat aan
de Bioscoopwet de gedachte ten grondslag ligt, dat de kosten
der keuring uit de bijdragen van het film- en bioscoopbedrijf wor
den bestreden, welke gedachte tot heden ook immer in practijk
was gebracht. Tot zijn spijt mocht het Hoofdbestuur op dit ver
zoek in het geheel geen antwoord ontvangen. Dit gaf dit College
aanleiding het onderhavig verzoek bij schrijven van 7 October
te herhalen en hier een tweede verzoek aan toe te voegen, name
lijk om voor het komende jaar de keuringsrechten voor het bedrijf
aanmerkelijk te verlagen.
Uit de inmiddels verschenen concept-Rijksbegrooting was
immers gebleken, dat de totale uitgaven ten behoeve van de Cen
trale Commissie voor de Filmkeuring waren geraamd op
ƒ36.419.terwijl in het ontwerp-Wet op de Middelen de ont
vangsten wegens rechten, geheven krachtens de Bioscoopwet,
geraamd werden op ƒ51.800.Het vermoedelijk beloop van de
ontvangsten over 1938 werd gesteld op ƒ54.552.Er kwam
dus vast te staan, dat in 1938 een overschot was verkregen van
bijna ƒ20.000.terwijl het overschot voor 1940 geraamd werd
op 15.000.Aangezien het nimmer in de bedoeling heeft ge
legen, dat de onderhavige dienst winst zou maken, meende het
Hoofdbestuur, dat er alleszins aanleiding was, ook verlaging van
het keuringsrecht te vragen, temeer daar de toenmalige Minister
bij het ontwerpen van de maatregelen van bestuur ons nadruk
kelijk had verklaard, dat het bedrijf de kosten der Centrale Com
missie voor de Filmkeuring' moest betalen, maar dan ook niets
meer dan deze kosten.
D.d. 26 October antwoordde de Minister ons, dat hij het ver
zoek van het Hoofdbestuur ernstig had overwogen, doch dat hij
het, gelet op het feit, dat een verlaging met een halven cent per
meter reeds een verminderde opbrengst van 7000.zou betee-
kenen, mede met het oog op de huidige tijdsomstandigheden, niet
verantwoord achtte, hieraan medewerking te verleenen. Een resti
tutie van het te veel betaalde stuitte volgens den Minister op
50