den geboekt, zoodat men financieel wat op adem kon komen. Dat zulk een adempauze is ingetreden, bewijst de verdwijning van de zoogenaamde betalingsgeschillen en de aanzienlijke vermindering van het aantal verzonden roode kaarten der Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders. De situatie geeft echter nog bij lange na geen reden tot juichen. Een deeling van de ontvangsten in de zeven grootste gemeenten door het totaal aantal bezoekers wijst uit, dat de gemiddelde entree prijs van de bioscopen in deze gemeenten 46 cent bedraagt, dat is een cent minder dan die van het vorig jaar. Den invloed, welke van de toepassing der prijzenreglementen op de entreeprijsvorming is uitgegaan, in aanmerking genomen, mag men aannemen, dat de daling van het gemiddelde niet zoozeer te wijten is aan prijs- afbrokkeling, maar aan de omstandigheid, dat de nieuwe contin genten bioscoopbezoekers, welke 1939 opleverde, in hoofdzaak de goedkoopere rangen hebben bezet. Indien dit verschijnsel van meer blijvenden aard gaat worden, zal het entreeprijsgemiddelde van 66 cent, dat in 1930 werd be reikt, wel nimmer worden ingehaald en zal veeleer alles in het werk moeten worden gesteld om het niveau, waarop we terecht zijn gekomen, en dat ca. 30 lager ligt dan dat van 1930, te behouden. De aanwijzingen, dat we daarin slagen, ondanks enormen lasten druk ca. 25 van de bruto-inkomsten en ondanks, dat de bedrijfskosten een steeds grooter deel vorderen van het budget der film- en bioscoopondernemingen, zijn eigenlijk de eenige rede nen tot tevredenheid, welke het financieele beeld van 1939 ons biedt. Een verblijdend teeken Uit vorenstaande gegevens blijkt, dat het dit jaar ook met het aantal bezoekers wederom crescendo is gegaan. De toeneming met 7.6 voor de zeven groote gemeenten mogen we, gezien vroeger genomen steekproeven, als totaalpercentage vrijwel voor het gc- heele land aanvaarden. Op het eerste gezicht is deze toeneming zeer verblijdend, te meer daar ze de zooveelste is uit een reeks van jaren. Met dat al bedraagt immers het aantal bioscoopbezoekers voor de drie groot ste gemeenten 22.039.448 en voor de zeven groote gemeenten in totaal 26.229.645.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1939 | | pagina 5