voor het Hoofdbestuur ingevolge artikel 14 der Statuten is belast. In aanmerking nemend, dat voor de eerste maal artikel 15 der Statuten op dit lid moest worden toegepast, heeft het Hoofdbestuur volstaan met het opleggen van de straf van waarschuwing. Een door dat lid bij den Ledenraad ingesteld beroep van de onderhavige beslissing werd door dit college verworpen. Eveneens is de straf van waarschuwing toegepast op een lid, dat van een door hem geëxploiteerde film de smalfilmrechten had afge staan aan een niet-lid, zonder dat het een schriftelijke verklaring had doen onderteekenen, vereischt ingevolge het Bedrijfsbesluit van den Bond in zake den Verkoop van Films, van 13 Maart 1933. Door deze verklaring te eischen had dit lid immers kunnen voor komen, dat de film, in tegenstelling met hetgeen thans het geval was, in strijd met eenige bepaling van den Bond werd vertoond. Hierdoor had dit lid genoemd Bedrijfsbesluit overtreden en werd ingevolge artikel 15a der Statuten de straf van waarschuwing op hem toegepast, in het vertrouwen, dat zijnerzijds verdere openbare vertooningen van de smalfilmcopie zouden worden verhinderd. Meermalen heeft het Hoofdbestuur in het afgeloopen jaar moeten optreden tegen leden-exploitanten, die bij de controle van de op brengst der op percentage-basis vertoonde films niet voldoende medewerking aan den contröleerenden accountant verleenden, of dezen onjuiste of onvolledige opgaven verstrekten. Ook thans heeft deze controle aan het licht gebracht, dat een administratieve uniformiteit in het bioscoopbedrijf ten zeerste wen- schelijk is. In vele gevallen, namelijk waar duidelijk van vergissin gen sprake was, of waar door bepaalde omstandigheden ongenum merde toegangsbewijzen werden verkocht, of waarin door den geringen omvang van de bioscoop geen recette-administratie werd gevoerd, heeft het Hoofdbestuur zich beperkt tot waarschuwend en richtinggevend optreden. Daar echter, waar duidelijk onwil aan den dag trad, of opzet om den tijdelijken deelgenoot in de zaak, in casu den filmverhuurder, te benadeelen, heeft het Hoofdbestuur strenge disciplinaire maatregelen genomen. Op een lid werd de straf van boete tot een bedrag van 250. toegepast, omdat gebleken was, dat de ontvangsten eener op per centage-basis gehuurde film niet volledig aan het betrokken film verhuurkantoor waren opgegeven en het opgegeven bedrag vrij aanzienlijk minder was dan de opbrengst van de film in werkelijk- 75

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1939 | | pagina 75