het onze, we doelen meer in het bijzonder op het filmverhuur-
bedrijf dat nagenoeg al zijn producten uit het buitenland betrekt,
af en toe voor moeilijkheden met buitenlanders komt te staan.
Eigenlijk is het verwonderlijk, dat er bij zulk een intensief buiten-
landsch zakenverkeer niet veel meer kwesties aan de orde komen,
dan thans het geval is. Vooral, wanneer men in aanmerking neemt,
hoe het veelal in den buitenlandschen filmhandel reilt en zeilt. De
verklaring hiervoor ligt zonder twijfel in de hechte positie, welke
het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf door zijn organisatie
inneemt. Men weet in het buitenland al te goed, dat, indien men
in zijn optreden tegenover de Nederlandsche ondernemers niet en
règle is, men den Bond op zijn weg ontmoet en gevaar loopt een
deel van zijn afzet, dat men niet gaarne mist, geblokkeerd te zien.
Van den anderen kant is het voor deze ondernemers, die dikwijls
zelf geen organisatorische instantie hebben, welke hun afdoende
bescherming biedt, een geruststelling te ervaren, dat de Neder
landsche Bioscoop-Bond niet zonder meer bedacht is op de be
scherming van de belangen harer leden, doch ook van deze leden
eischt, dat zij bij hun zakelijk verkeer in het buitenland het goede
gebruik in acht nemen. Aldus heeft de Nederlandsche Bioscoop-
Bond langzamerhand in en buiten Europa een goede reputatie ge
kregen, welke het bedrijf niet anders dan te stade kan komen.
De meeste klachten kon het Hoofdbestuur voor kennisgeving
aannemen, omdat zij meestal kwesties van intern zakelijken aard
betroffen, waarmede de Bond zich nimmer wenscht in te laten.
Eenige malen deden zich echter moeilijkheden voor, waarbij de
Bond tot taak had de belangen van de leden in kwestie te be
schermen.
Zoo dreigde een lid-filmverhuurder van den Bond, dat zich o.a.
bezig houdt met den zelfstandigen verhuur van een buitenlandsch
product, in moeilijkheden te komen, doordat de betrokken buiten-
landsche onderneming te kennen had gegeven, dat zij haar relaties
met bedoeld lid na de expiratie van het contract niet wenschte te
continueeren. Dit lid stelde zich echter op het standpunt, dat be
paalde termijnen moesten worden gesteld voor de afwikkeling van
de contractueele verhouding.
Het Hoofdbestuur, waarop in dit geval door het lid een beroep
werd gedaan, achtte de opvatting van het lid juist en bepaalde,
dat de buitenlandsche onderneming eerst een kleine twee jaar later
met een anderen Nederlandschen distributeur zaken mocht gaan
77