inwoner en per jaar 7 en ging in dat jaar slechts 13.5 der bevol king gemiddeld éénmaal per week naar de bioscoop Deze uit komst is natuurlijk gunstig beïnvloed door de gegevens uit de groote gemeenten. In Amsterdam bijvoorbeeld bedraagt dit percen tage 23.6, in Rotterdam 17 en in Den Haag 20.9. In gemeenten van 10.20.000 inwoners daarentegen slechts 4.7, van 20.50.000 inwoners 8.5, en van 50.100.000 inwoners 10.4 Van gemeen ten met minder dan 10.000 inwoners zijn geen cijfers bekend, maar de veronderstelling is gewettigd, dat het percentage daar niet noemenswaard is. Het beschikbare cijfermateriaal toont twee dingen aan. Ten eerste dat daar, waar ruimschoots voldoende gelegenheid is tot bioscoopbezoek, waar dus de stoelencapaciteit het bioscoopbezoek vér overtreft, wegen zullen moeten worden gevonden om de be langstelling voor de film krachtig te stimuleeren, hetzij door ver bouwing en verfraaiing, hetzij door vernieuwing of correctie van de bedrijfsvoering, hetzij door verbetering van het programma of door intensiveering van de reclame. En ten tweede, dat daar, waar niet voldoende gelegenheid bestaat voor regelmatig bioscoopbezoek zulks is het geval in een zeer groot deel van ons land de gelegenheid wordt geschapen door het vestigen van nieuwe be drijven. Er is in ons land ongetwijfeld nog behoefte aan vestiging van nieuwe bioscopen. Zeer zeker in naar onze meening voor een bioscoop rijpe conglomeraten, waar duizenden wonen, die nimmer een bioscoop hebben bezocht en zich niet voor de film interessee ren, omdat ze eenvoudig niet weten, wat de film is. Er zijn massa's menschen in ons land wier vooroordeel tegen de film slechts overgeleverd is uit een tijd, toen de film vooroordeelen opriep, maar die onmiddellijk tot de filmvrienden zouden gaan behooren, indien ze slechts gelegenheid hadden om de film van thans te ontdekken. Dit laatste is ons inzonderheid gebleken uit het ontwikkelings- en ontspanningswerk voor het leger. Zeer vele jongelieden hebben door dit werk voor 't eerst kennis gemaakt met de film. Zij waren verrast, want zij hadden zich alles zoo minderwaardig, zoo obscuur voorgesteld. Wat zij zagen, was echter een openbaring, de ont dekking van een geheel nieuw, hoogstaand en ook den geest ver- 7 Zie Statistiek van het bioscoopwezen over 1938, het vorig jaar in samen werking met den Nederlandschen Bioscoop-Bond samengesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek en uitgegeven bij de Rijksuitgeverij.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1939 | | pagina 7