samengestelde concept-formulier, werd na behandeling in het
Hoofdbestuur, op 17 Juli 1945 aan Ir. Fick toegezonden; het
ging uit van vergoeding der werkelijke exploitatiekosten, met in
begrip van afschrijving op gebouwen, inventaris en apparaturen
(op basis van een levensduur ad respectievelijk 25, 10 en 5 jaar)
alsmede op een vergoeding van interest over het geïnvesteerde
eigen kapitaal.
Op 13 Augustus werd namens Ir. Fick een eenigszins anders
geredigeerde exploitatie-rekening ter beoordeeling ingezon
den, waarvan de inhoud overigens vrijwel met ons concept
overeenkwam. Alleen de afschrijvingspercentages waren sterk
verlaagd.
In afwijking van de oorspronkelijke afspraak werd echter
thans niet langer voorgesteld, het Bondsbureau in te schakelen
als instantie, die de door de bioscoop-exploitanten ingediende
onkostencijfers in eersten aanleg zou beoordeelen.
In den bewusten brief werd voorts gestipuleerd, dat uitslui
tend zouden worden vergoed de met de vordering verband hou
dende kosten, de op het bedrijf rustende vaste lasten, alsmede
een redelijke vergoeding voor levensonderhoud, indien de bios
coop-exploitant tevens eigenaar van de onderneming was. Over
het totaal geïnvesteerde kapitaal zou 4y2% rente worden ver
goed, waarin tevens een vergoeding voor vermogens- en onder
nemingsbelasting werd geacht te zijn ingecalculeerd.
Op 29 Augustus d.a.v. is schriftelijk onze verwondering geuit
over de vaststelling van een andere procedure dan destijds mon
deling was besproken, doch aannemende dat de oorspronkelijk
bedoelde gang van zaken niet overeenstemde met de ter zake
geldende voorschriften, verklaarden wij ons uiteraard accoord
met toepassing van de voorgestelde nieuwe regeling. Echter
werd nadrukkelijk erop gewezen, dat de Bond hierbij geen ver
antwoording zou kunnen aanvaarden voor de individueele op
gaven van zijn leden.
Op dezen brief werd geen antwoord ontvangen en eerst op
1 October werd ons bij navraag schriftelijk medegedeeld, dat de
onderhavige kwestie eenige weken voordien aan het Departe
ment van Oorlog te Apeldoorn ter afdoening was doorgegeven.
Wij hebben ons daarna schriftelijk met het Departement in ver
binding gesteld en op spoedige afhandeling aangedrongen.
Nadien zijn met de ambtenaren van het Departement nog onder
handelingen gevolgd, waarbij voorstellen werden gedaan, om de
vergoeding voor levensonderhoud van de niet-gesalarieerde ex-
14