die het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen op verschillend terrein van den Nederlandschen Bioscoop-Bond heeft ondervonden en van de belangstelling, welke de Bond heeft getoond voor de cultureele beteekenis van de film. In deze commissie, waarvan tot voorzitter is benoemd de heer mr. J. Ie Poole en welke 8 leden telt, is het Hoofdbestuur vertegenwoordigd door den Voorzitter, den heer M. P. M. Ver- min, den Secretaris, den heer Joh. Miedema, en den Bondsdirec teur, den heer J. G. J. Bosman. Tevens heeft hierin zitting de Voorzitter van de Cultureele Advies-Commissie van den Neder landschen Bioscoop-Bond, de heer A. van Domburg. Hoewel de werkzaamheden van deze commissie tot op heden niet tot eenig practisch resultaat hebben geleid, hebben toch de gedachten-wisselingen, welke hier hebben plaats gehad, in vele gevallen verhelderend gewerkt en het inzicht van het Hoofdbestuur in bepaalde problemen meermalen gecorrigeerd of verdiept. De adviezen der commissie hebben in het bijzonder aan de betrokken overheidsinstanties duidelijk gedemonstreerd hoe gecompliceerd de zaken op het gebied van het film- en bioscoop wezen soms kunnen zijn. Wij doelen hier bijvoorbeeld op aan gelegenheden als het studio-probleem en den journaalimport. Zonder in details te willen vervallen zij hier aan toegevoegd, dat de onderwerpen, welke met de onderscheidene Ministeries werden behandeld, van den meest uiteenloopenden aard waren, doch in hoofdzaak betroffen: de positie van de organisatie, zuiveringskwesties, opheffing van de K. B.'s E 64 en E 84, het op gang brengen van het keuringsapparaat, de beschikbaar stelling van deviezen, de vaststelling van de deviezencondities, den filminvoer, de Nederlandsche filmproductie, herinrichting en installatie van één der Nederlandsche studio's, diverse be lastingen, den journaalimport, samenstelling van het journaal, vestiging van bioscopen, toewijzing, speciaal van technisch ma teriaal, prijsvaststelling enz. Vanaf deze plaats moge namens het Hoofdbestuur een woord van bijzonderen dank worden gericht tot den heer Secretaris- Generaal van het Ministerie van Onderwijs, Mr. Reinink, bij wien wij steeds welwillend gehoor vonden, indien zich proble men van meer algemeenen aard voordeden, alsmede tot het Hoofd van de Af deeling Film, den heer Ir. J. H. J. de Jong, en de onderscheidene vertegenwoordigers van bovengenoemde Depar tementen, met wie wij steeds op bevredigende wijze in overleg hebben kunnen treden. 24

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1945 | | pagina 25