van artikel 1 van de Bioscoopwet te verstrekken. Deze vergun ningen konden voortaan uitsluitend worden verstrekt op grond van het Besluit E. 84 en wel voor bepaalde films of voor een bepaald tijdvak. De bestaande vergunningen konden door den Minister van Binnenlandsche Zaken worden ingetrokken, res pectievelijk door diens gemachtigde. Het Bestuur van het „Nederlandsen Pilmimport- en Distri butie Orgaan" was als volgt samengesteld: B. D. Ochse, voor zitter; Mr. W. de Jager, Mr. M. Meyer, Drs. J. M. Fehmers, A. L. Wilkeshuis, leden. Tot directeur werd benoemd de heer M. de Rooy te Amstelveen. De wijze, waarop dit besluit in het Staatsblad is gekomen, zal wel verborgen blijven in den Londenschen mist, waarmede zoovele faits en gestes van de Londensche Regeering zijn om geven. In ieder geval is komen vast te staan, dat tegen de uit vaardiging van dit besluit ook in Londen door deskundigen ernstige bezwaren zijn gemaakt. Feit is evenzeer, dat het toch deskundigen zijn geweest met de verhoudingen in het Nederlandsche Bioscoopbedrijf zeer wel op de hoogte en zeer wel de vérgaande beteekenis van dit besluit voor het bedrijf beseffende die er in geslaagd zijn het in de Staatscourant te doen plaatsen. Niet alleen beteekende dit besluit de monopoliseering door den Staat van den filmhandel en de liquidatie van den Neder- landschen Bioscoop-Bond en practisch van het vrije filmbedrijf in Nederland, maar zij was vooral een groote onderschatting van wat zij hebben gepresteerd, die alle ellende van de bezetting op den eigen Nederlandschen bodem hadden doorgemaakt en voorzieningen op het terrein van het filmwezen voorbereid, waaronder dan te verstaan zijn zoowel zij, die naderhand in de overheidsorganen een rol hebben gespeeld als zij, die met de leiding van de betrokken bedrijfsorganisatie waren belast. Daarom wantrouwde men in het geheele bedrijf van den aan vang af dit besluit en de bedoelingen van hen, die aan de tot standkoming ervan hadden meegewerkt. Dit wantrouwen groeide, toen bleek, dat laatstgenoemden, ondanks dat zij konden constateeren, dat tijdens de bezetting hier allerlei voorzieningen waren voorbereid, hardnekkig tracht ten het besluit te handhaven en uit te voeren. Het was een gelukkig ding, dat ten aanzien van dit besluit een communis opinio bestond tusschen departementale instan- 26

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1945 | | pagina 27