dat gevaar voor deze belangen als gevolg van de exploitatie van buitenlandsche films vooralsnog niet te duchten is, aange zien het Hoofdbestuur van den Bond ten einde de ontwikkeling van het filmbedrijf in de juiste banen te leiden onmiddellijk na de bevrijding heeft uitgevaardigd zijn Filmdistributiebesluit, waarbij de distributie en vertooning van nieuwe films tot nader order verboden is en de exploitatie der reeds in ons land aan wezige films beperkt is tot het effectueeren der reeds vóór 10 Mei 1940 op die films afgesloten vertooningscontracten dat het Koninklijk Besluit E. 84, hetwelk reeds op grond van vorengaande overweging overbodig moet worden geacht, een averechtsche uitwerking heeft gehad en dat het vanaf den dag der bevrijding tot heden in feite slechts schade aan de belangen van het Koninkrijk heeft toegebracht, daargelaten dat ook de belangen van het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf in hooge mate er door zijn benadeeld en wel in de eerste plaats die van de leden-filmverhuurders, die door de maatregelen van den vijand jarenlang gedwongen zijn geweest hun zaken geslo ten te houden; dat de vaststelling van een deviezenquotum voor het Neder landsche filmbedrijf, zoo de Regeering dat gewenscht acht, in ieder geval een onderwerp behoort te zijn van rechtstreeksch overleg tusschen de Regeering en den Nederlandschen Bioscoop- Bond als representant van het geheele Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf; dat een gezonde en democratische ordening van het econo misch leven, zooals de Regeering nastreeft, niet denkbaar is zonder te steunen op de organisaties, die uit het bedrijfsleven zelf zijn naar voren gekomen en dat de Nederlandsche Bioscoop- Bond door zijn unieke positie ia het verleden in staat was en ook thans weer is om vérgaande economische en andere maat regelen op het gebied van het Nederlandsche film- en bioscoop bedrijf te nemen en uit te voeren; dat het dan ook een miskenning van de beteekenis en de ver diensten van den Bond zou zijn, indien de Regeering de even- tueele vaststelling van een deviezenquotum voor het filmbedrijf en de regeling van de gevolgen daarvan zou toevertrouwen aan een andere instantie, die desgewenscht zelfs de adviezen van den Bond zou kunnen negeeren 28

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1945 | | pagina 29