dat de Bond zich er zeer wel van bewust is, dat hij boven de
algemeene bedrijfsbelangen het algemeen Nederlandsch belang
heeft te dienen en dat hij der Regeering voldoende zekerheid
kan verschaffen voor de richtige uitwerking en toepassing van
een eventueele regeling op het onderwerpelijk gebied;
dat voorts het gevaar te duchten is, dat het meerbedoeld
Orgaan zich niet zal beperken tot de toepassing van een even
tueele quotaregeling, maar nu of in de toekomst gebruik zal
maken van de welhaast onbeperkte bevoegdheden, welke het
aan het Koninklijk Besluit E 84 kan ontleenen om zich te men
gen in allerlei bedrijfsaangelegenheden, die met de ongunstige
deviezenpositie van ons land niets uitstaande hebben, waardoor
dan de gezonde ontplooiing en ontwikkeling van het film- en
bioscoopbedrijf ernstige belemmeringen in den weg zouden wor
den gelegd;
dat het Orgaan zelfs de macht heeft om het geheele bedrijf,
zooals dat door de leden-filmverhuurders wordt uitgeoefend,
aan zich te trekken, waardoor het filmbedrijf, dat als geen an
der behoefte heeft aan particulier initiatief, artistiek inzicht
en contact met de groote massa van het volk, een staatsmono
polie zou worden, gehanteerd door ambtenaren, die nu eenmaal
in den regel niet de hiervoren aangeduide capaciteiten bezitten
dat het krachtens democratische principes tot de taak der
Regeering behoort gunstige voorwaarden voor de ontplooiing
en verheffing van de kunst en dus ook van de filmkunst te
scheppen, maar dat het juist in strijd met die principes is een
tak van een kunstzinnig bedrijf, i.c. het importeeren en distri-
bueeren van films, tot een staatsmonopolie te maken, waarvan
slechts verstarring en verdorring de gevolgen kunnen zijn;
dat een staatsmonopolie voor het importeeren en distribu-
eeren van films gepaard zou gaan met den ondergang van alle
ondernemingen, die zich daarmede tot dusver hebben belast en
die door de maatregelen van den vijand in de oorlogsjaren hun
bedrijf niet hebben kunnen uitoefenen en dan ook enorme ver
liezen hebben geleden, terwijl zulk een monopolie op den duur
onvermijdelijk zou leiden tot het naasten van het geheele Ne-
derlandsche bioscoopbedrijf
dat er derhalve tegen het Koninklijk Besluit E 84 zulke groo
te bezwaren van principieelen en practischen aard bestaan, dat
daartegen het scherpste verzet noodzakelijk is;
29