Het Hoofdbestuur heeft aanstonds uiting gegeven aan zijn
erkentelijkheid jegens de vertegenwoordigers van de Overheid
voor de medewerking, welke het heeft ondervonden, en ver
klaard, dat het vertrouwen, dat blijkens de getroffen regeling
door de Overheid in dit College is gesteld, ongetwijfeld groote
verplichtigen oplegt, welke stiptelijk zullen worden nagekomen.
In de considerans van de door den Minister ontworpen rege
ling werd verwezen naar de mededeelingen van het Hoofdbe
stuur, dat de verhuur van films voortaan op percentagebasis zal
geschieden, dat deze percentages aan maxima gebonden zijn en
dat door de bioscopen per voorstelling en per week één hoofd
film zal worden vertoond, terwijl tevens maatregelen zijn ge
troffen tegen block-booking en koppelverhuur.
Kort daarop werden resp. op 16 Januari 1946 en 24 Januari
1946 eveneens aan den Bond vanwege den Centralen Dienst
voor In- en Uitvoer en De Nederlandsche Bank de noodige
machtigingen verleend ter volledige uitvoering van de beschik
king van den Minister. Op de beschikking als zoodanig behoe
ven wij hier niet nader terug te komen, aangezien zij een admi
nistratief karakter droeg en het Bondsbureau door een aantal
uitvoeringsbepalingen erin is geslaagd de beschikking zoodanig
uit te voeren, dat eenerzijds de verplichtingen tegenover de
Overheid kunnen worden nagekomen en anderzijds de leden er
zoo weinig mogelijk hinder van ondervinden. De uitvoering is
door het Hoofdbestuur, dat vanwege het vertrouwelijk karakter
en met het oog op het feit, dat verschillende leden belangheb
benden waren, geen rechtstreeksche bemoeienis met het voor de
deviezen benoodigd cijfermateriaal, noch met deze deviezen
zelve wilde hebben, geheel in handen gelegd van den Bondsdi
recteur, die met eenige zijner naaste medewerkers en de daar
voor in het leven geroepen administratieve organen, het inge-
wikkele apparaat dat met het beheer van en de controle op de
deviezen, de verdeeling hiervan en de betalingen gemoeid is,
zoo soepel mogelijk tracht te doen verloopen. Het ligt voor de
hand, dat de uitvoering een geregeld contact met de daarvoor
in aanmerking komende rijksinstanties noodzakelijk maakt.
De hoofdzaak is, dat het bedrijf en het publiek betrekkelijk
weinig van de deviezenbeperkingen merken en dat de Overheid
tot heden tevreden gebleken is over het correct beheer en de
voorzichtigheid, waarmede de toegestane bedragen worden be
steed. Een en ander neemt niet weg, dat deze geheele werkzaam
heid zoowel voor het Hoofdbestuur als voor de leiding van het
Bondsbureau een tot dan toe ongekende zorg beteekent, welke
36