hebben gewijzigd en de vertegenwoordigers der betrokken
bedrijfs- en beroepsgroepen meer dan voorheen gehoor bij haar
zouden hebben.
Aan den anderen kant was men tot de overtuiging gekomen,
dat de uitoefening van een bedrijf op het terrein van het film
en bioscoopwezen uit hoofde van zijn cultureele en sociale aspec
ten niet meer was los te maken van het algemeen belang, doch
dat zij integendeel zóó behoorde te geschieden, dat zij mede en
zoo mogelijk in de eerste plaats, dit belang zou hebben te dienen,
wilde men op gezag kunnen bogen en op de noodige medewer
king kunnen rekenen. Op grond hiervan werd voorziening noodig
geacht in een zekere mate van toezicht op den import van films,
een reorganisatie van den vooroorlogschen filmhandel en ver
dere bescherming van allen, die in het filmwezen hun bedrijf
of beroep uitoefenen; in een meer directe belangstelling voor
een qualitatief verantwoord Nederlandsch product, verhooging
van het cultureele peil van het filmwezen, een behoorlijke tech
nische scholing en verzorging, samenwerking met de maat
schappelijke groepen, welke zich op grond van hun overtuiging
voor de verheffing van het filmwezen interesseeren, alsmede in
de sociale verhoudingen op dit gebied.
De practische programmapunten lagen besloten in een rege
ling met betrekking tot in het land aanwezige filmrechten
onmiddellijk na de bevrijding, in de filmvoorziening, in een
eventueele tegemoetkoming aan getroffenen, in de zuivering
van elementen, welke door hun houding tijdens de bezetting
het organisatiewerk mede hadden helpen afbreken en ten slotte
onmogelijk gemaakt en terzijdestelling van hen, die, eventueel
profiteerende van mogelijke verwarring na de bevrijding, zich
ten eigen bate een positie in het organisatorisch apparaat zou
den willen verschaffen.
Toen na het smartelijk bevrijdingsproces van ons land de
vesting Holland door den bezetter was prijsgegeven, kwamen
eenige functionarissen van den Bond onmiddellijk bijeen om de
eerste uitvoerende maatregelen te nemen. Hierbij deden zich
groote moeilijkheden voor door het gebrek aan vervoer en ver
bindingen en door de onvoorziene omstandigheid, dat eenige
maanden tevoren het Bondsgebouw met inventaris en het 28
jaar oude archief geheel verloren waren gegaan. Men nam zijn
intrek in het pand Heerengracht 592 van de Ufa te Amsterdam,
welke handeling bijna symbolisch was, met het oog op de econo
mische overheersching, waaraan deze onderneming zich met