De Commissie als volgt samengesteld:
A. van Domburg, journalist en filmcriticus te Amsterdam,
VoorzitterJhr. W. H. J. B. Sandberg, directeur van het Stede
lijk Museum te Amsterdam; P. Schuitema, cineast en leeraar
aan de Academie voor Beeldende Kunsten te 's-Gravenhage, Mr.
R. F. Bordewijk, filmcriticus te Rotterdam, J. Nijland Jr., bio
scoop-exploitant te Utrecht, leden; J. G. J. Bosman, Directeur
van den Bioscoop-Bond, Secretaris.
In het verslagjaar werden 20 zittingen van de Cultureele
Adviescommissie gehouden.
Aan de Commissie werden 39 films ter beoordeeling ver
toond.
Het aantal scenario's, dat aan het oordeel der Commissie
werd onderworpen, bedroeg 40.
Ongeveer 16 adviezen werden verstrekt betreffende ideeën
voor scenario's, terwijl in 9 gevallen een advies werd gegeven
inzake de vervaardiging van een film.
In verband met het voornemen van het Hoofdbestuur om ter
bevordering van de ontwikkeling eener Nederlandsche film
kunst vertooningsmogelijkheid en rentabiliteit te scheppen
voor korte Nederlandsche films, werden door de Commissie in
1946 in totaal 9 Nederlandsche films van een speciale aanbe
veling voorzien, welke in aanmerking kunnen komen om in
het algemeen in de Nederlandsche bioscopen te worden ver
toond.
Dat het terrein, hetwelk hiermede door den Bond bestreken
gaat worden, uitermate moeilijk is, blijkt wel uit het feit, dat
hoewel in 1946 in overleg met den Bond door eenige onderne
mers in het bedrijf ruim f 200.000,— en door particuliere in
stellingen ca. f 100.000,— voor vervaardiging van Nederland
sche films ter beschikking zijn gesteld, slechts een negental
films voor algemeene vertooning gereed kwamen.
De resultaten welke de Commissie heeft geboekt waren heel
dikwijls teleurstellend; niettemin zijn er eenige successen be
haald die hoop geven voor de toekomst. Gebleken is, dat men
met een behoorlijke samenwerking tot de vervaardiging van een
acceptabel product kan geraken. Juist in dit opzicht kan de
Commissie zeer verdienstelijk werk verrichten. Haar taak is
vaak een bemiddelende en zij vreest niets meer dan op den voor
grond te treden. Van haar werk zal men dus betrekkelijk wei
nig vernemen en het eenige wat haar leden voldoening kan
57