Royen en L. M. v. Swieten de Blom, Leden; S. J. Cohen, J. Duits, C. H. de Lange en S. Zondervan, PI. v. v. leden; SecretarisJ. G. J. Bosman. In 1945 werd geen enkele en in 1946 slechts één zitting ge houden. In totaal werden 3 hooger beroepen aanhangig gemaakt, waarvan er één vóór de behandeling werd ingetrokken. In de zaak, waarin door den Raad uitspraak werd gedaan, hadden gedaagde zoowel als eischer beroep aangeteekend. Het betrof hier een kwestie, waarin een bioscoopondernemer met twee reclame-exploitanten, waarvan er één als gedaagde in vrij waring was opgeroepen, zeer kort na elkaar reclamecontracten had afgesloten voor één theater. De Raad, overwegende, dat het gedaagde in vrijwaring be kend was, dat de bioscoopexploitant reeds eenzelfde overeen komst had met zijn collega, en in aanmerking nemende de bij zondere omstandigheden, waaronder het tweede contract tot stand was gekomen, vernietigde het vonnis, waarvan beroep, en veroordeelde den bioscoopexploitant tot nakoming van het eerstgesloten contract en bij gebreke van dien, gedaagde in vrijwaring tot betaling van een door den Raad berekende aan zienlijke schadevergoeding aan den bioscoopreclame-exploitant, waarmede het eerste reclamecontract was gesloten. 73

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1945 | | pagina 77