De eerste zitting vond plaats op het Bondsbureau op 19 Juni 1946. Voorts werden zittingen van deze Commissie gehouden op 6 September en 16 November 1946. Tijdens deze vergaderin gen is in hoofdzaak het vorenbedoelde accountantsrapport be sproken, alsmede de definitieve regeling voor de prijsvaststel ling. Na vele onderhandelingen, waarbij deskundige assistentie is verleend door het Accountantskantoor Nassette Klomp dat hiervoor hulde verdient is het Hoofdbestuur er ten slotte in geslaagd met het Directoraat-Generaal van de Prijzen tot een accoord te geraken omtrent een definitieve vaststelling van de entreeprijzen, in hoofdzaak overeenkomende met de meer genoemde „Prijsvaststelling I". De hierin vervatte prijzen vertoonen gemiddeld een stijging van 10 a 15 c/( ten opzichte van de vooroorlogsche. Volgens deze regeling zou een Prijzencommissie functionneeren, in te stellen door den Minister van Economische Zaken, die uit drie leden zou bestaan, waarvan één als vertegenwoordiger van den Neder- landschen Bioscoop-Bond, één als vertegenwoordiger van den Directeur-Generaal van de Prijzen en een lid-voorzitter, dat tevens vertegenwoordiger zou zijn van den Bond. De Commissie zou autonome bevoegdheid hebben tot indeeling van de biosco pen in prijsklassen en vaststelling van de maximale entreeprijs- gemiddelden voor iedere bioscoop. Beslissingen zouden schrif telijk aan het Directoraat-Generaal van de Prijzen moeten wor den medegedeeld, hetwelk zich het recht van vernietiging voor behield. Het stemt tot voldoening, dat de van zoo overwegend belang zijnde regeling der entreeprijzen voor het meerendeel aan ver trouwenspersonen uit het bedrijf, die op advies van het Hoofd bestuur door den Minister zijn benoemd, is overgelaten. Aan den anderen kant verdient het onze aandacht, dat de Minister van Economische Zaken op 19 December 1946 de prijsstop voor de toegangsprijzen van alle openbare gelegenheden van cultuur en vermaak heeft opgeheven en dat uitdrukkelijk voor ons be drijf een uitzondering werd gemaakt. Deze prijstop is opgehe ven, ondanks het feit, dat voor diverse amusementsgelegenheden meer dan het twee- tot drievoudige van de vooroorlogsche prijzen werd geheven. De Prijsbeheersching stelde zich nu eenmaal op het standpunt, dat het bioscoopbedrijf veel meer sociale aspecten vertoont dan vele andere amusementsbedrijven en dat een stabilisatie van de huidige prijzen daarom van het grootste belang moet worden geacht. 75 De Nederlandsche Staatscourant van 19 Februari 1947 bevatte de desbe treffende Ministerieele beschikkingen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1945 | | pagina 79