met de minst mogelijke schade voor het algemeen belang van het
betrokken bedrijf.
Op 3 December heeft Zijne Excellentie de Minister van Bin-
nenlandsche Zaken, Dr. L. J. M. Beel, in de rolzaal van het
Binnenhof de nieuw benoemde Centrale Commissie voor de
Keuring van Films geïnstalleerd, nadat het K.B. E. 64 was in
getrokken. Hiermede was aan den chaotischen toestand op het
gebied van de filmkeuring tot dien datum was n.1. in Neder
land niet voorzien in een instantie waar belanghebbenden hun
films ter keuring konden aanbieden (de Tijdelijke Filmkeurings
commissie was in Londen gezeteld) een eind gemaakt en de
wettelijke toestand, zooals hij voor de bezetting bestond, her
steld.
Ondanks bepaalde bezwaren, welke wij tegen de motiveering
van sommige keuringsuitslagen hebben een motiveering,
welke maar al te vaak wijst op een hanteering van de wet, welke
niets uitstaande heeft met de letter noch met de bedoeling van
deze wet mogen wij in het algemeen zeggen, dat onder de be
proefde leiding van den heer Van Staveren, met het herstel van
de wet ook de rechtszekerheid, die voorheen op het terrein van
het overheidstoezicht op het filmwezen voor het bedrijf bestond,
in haar ouden vorm is teruggekeerd.
Op voordracht van het Hoofdbestuur heeft de Minister van
Binnenlandsche Zaken tot adviseerend lid van de Centrale
Commissie en tot lid van de Huishoudelijke Commissie, benoemd
het lid van het Hoofdbestuur, den heer R. Uges Jr. te Rijswijk.
De betrekkingen, welke het Hoofdbestuur met de Centrale Com
missie en inzonderheid met de Huishoudelijke Commissie, heeft
onderhouden, waren in het algemeen van vriendschappelijken
aard. Helaas heeft de naoorlogsche ontwrichting tot gevolg
gehad, dat meer dan vóór den oorlog overtredingen van de wet
plaats vonden. Het Hoofdbestuur heeft alle medewerking ver
leend aan de Huishoudelijke Commissie om wederom tot een
stipte naleving van de wet door de leden te geraken. Zij
vermeld, dat het Hoofdbestuur, zoowel als de Bedrijfsafdeeling
Filmverhuurders, den voorzitter van de Centrale Commissie,
den heer Van Staveren, op zijn 65sten verjaardag een hartelijke
huldiging hebben bereid.
Bij gemeenschappelijke beschikking van de Ministers van Bin
nenlandsche Zaken en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen dd. 18 December 1946 is een commissie ingesteld inzake
herziening van de Bioscoopwet. Aan deze Commissie is opge
dragen op korten termijn te onderzoeken, welke wijzigingen de
80