r 5 -
In het verslag over 194-8 zullen wij uitvoerig on deze
actie terug komen»
De belangstelling van het Hoofdbestuur voor het Studio-
vraagstuk in meer direote zin dateert van 5 Maart 1946,
toen op uitnodiging van de Minister van Onderwijs een aan
tal vertegenwoordigers van het Hoofdbestuur zitting hebben
genomen in een Commissie voor het Filmwezen, waarbij
do opdracht werd gegeven het vraagstuk van de vestiging
van een filmstudio als van de meest urgente aard te willen
beschouwen* De Minister verklaarde toen vooralsnog geen
ülaats te zien voor meer dan één studio en de coördinatie
van hetgeen op dit gebied leeft zoveel mogelijk te bevor
deren» Nadat ter zake meermalen eer, beroep was gedaan
op de vertegenwoordigers van hot Hoofdbestuur, het gehele
bedrijf voor deze zaak te interesseren en de noodzakelijk
heid aan de dag was getreden om te voorkomen dat, gezien
de omstandigheid dat slechts een studio kon worden ge
ëxploiteerd, geen monopolie-of ovcrwichtspositie zou gaan
ontstaan van een onderneming of een groep van ondernemingen,
heeft het Hoofdbestuur in zijl, vergadering van 2 April 1946
besloten een aanbieding te doen om de studio te huren ten
behoeve van een speciale maatschappij of stichting, waarin
het gehele film- en bioscoopbedrijf zal participeren. Deze
aanbieding is aan de l ;trokken Ministeriële Commissie
godaan oü~3 April 1946. Aanvankelijk waren er bij de uit
werking van de plannen grote moeilijkheden in verband met
rechtsherstelkwestiesalsmede in verband met de interesse
die een bepaalde groen voor deze studio had. Na gepleegd
overL met Overheidsinstanties heeft het Hoofdbestuur
op 21 April 1947 van de Algemene Vergadering machtiging
gekregen om al datgene te ondernemen w;. t nodig is om te
verzekeren, dat de exploitatie van een Nederlandse- film
studio geschiedt door en ten behoeve van het gehele
Nederlandse film- en bioscoopbedrijf, v/aaronder mede te
verstaan on de contributieverhoging een kortlopend er- diet
of een voorschot te nemen uit de tfe er stands kas tei eventuele
overbrugging van de financiering. Deze machtiging is ver
leend, nadat door de vergadering aanvaard was het stand
punt van het Hoofdbestuur, dat er in Nederland voor do
vervaardiging van sneelfilms slechts plaats is voer en
studio»
On 22 April heeft de Bioscoon-Bond hierou een officiële
aanbieding aan de beheerders van de Cinetone Studio ge
daan. Hierop zijn talrijke besprekingen gevolgd, die tot
resultaat hadden een door de Minister van Onderwijs geteken
de brief aan de beheerders van de Studio van 29 Mei 1947
waarbij de Minister als zijn mening te kennen gaf, dat
de ideale oplossing hem deze leek, dat de Bioscoon-Bond
door middel'van oen stichting of ander lichaam de inrich
ting en exploitatie van de Studio voor zijn rekening zou
nemen. Hieron hebben beheerders aan de Bioscoop-Bond mede
gedeeld, dat' het Beheers instituut in principe de aanbie
ding van 22 April accepteerde. Op verzoek van het Ministerie
van "'Finanoiën is hiern on 11 Juni 1947 in Den Haag een
conferentie gehouden tussen alle betrokkenen, waarbij een
volledig accoord is getroffen.