AFDELING ROTTERDAM
IN het afgelopen jaar waren er twee onderwerpen, waaraan onze afdeling
bijzonder veel aandacht heeft gewijd, n.1. de drastische verhoging der vermake-
lijkheidsbelasting, een onderwerp dat het gehele Nederlandse bioscoopbedrijf
raakte en de herziening der richtlijnen voor de herbouw, een onderwerp dat van
zuiver plaatselijk belang was.
Wat de vermakelijkheidsbelasting betreft, kan in het kort gereleveerd worden,
dat het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alles in het werk
heeft gesteld om de Overheid er van te overtuigen, dat de voorgestelde belas
tingverhoging een ondraagbare last voor het Nederlandse bioscoopbedrijf zou
worden, doch dat dit niet heeft kunnen verhinderen dat de vermakelijkheidsbelas
ting voor de bioscopen werd vastgesteld op 35%, welke verhoging niet op het
publiek kon worden verhaald, doordat het Directoraat-Generaal van de Prijzen
te zelfder tijd een zodanige verlaging van de nettoprijs voorschreef, dat de ver
hoogde belastingdruk uitsluitend op het bedrijf werd afgewenteld.
De ook in onze afdeling bestaande vrees, dat dit complex van overheidsmaat
regelen tot ernstige gevolgen moest leiden, is helaas in het verslag bewaarheid.
Een aanvankelijk geleidelijk verlopende daling der recettes nam in het laatste
kwartaal in versneld tempo toe en een vergelijking der recettes van de maanden
October, November en December met de overeenkomstige maanden van het
vorig jaar toonde een schrikbarende achteruitgang. De vooruitzichten voor het
komende jaar zijn derhalve weinig bemoedigend en de hoop mag worden uitge
sproken, dat de Overheid in deze gang van zaken aanleiding mag zien om op zo
kort mogelijke termijn over te gaan tot een herziening van de in het verslagjaar
genomen fiscale besluiten ten opzichte van het bioscoopbedrijf.
Terzake van de herbouwproblemen werd in het begin van het verslagjaar
door de afdeling een besluit genomen, hetwelk door het Hoofdbestuur niet werd
bekrachtigd, omdat het Hoofdbestuur er prijs op stelde enige nadere toelichting te
ontvangen alvorens zijn oordeel over dit besluit te nemen. Onze afdeling wijdde
in aansluiting daarop enige vergaderingen aan deze problemen en kwam daarbij
tot de slotsom, dat de aanvankelijk door-onze afdeling opgestelde richtlijnen voor
de herbouw niet gehandhaafd kondenblijven als gevolg van de gewijzigde
situatie. De diepgaande bestudering van alle met de herbouw in verband staande
vraagstukken leidde er tenslotte toe, dat de afdeling op advies van het bestuur
besloot tot het vaststellen van nieuwe richtlijnen voor de herbouw, welke aan hel
Hoofdbestuur werden voorgelegd en naar mag worden aangenomen door het
Hoofdbestuur zullen worden goedgekeurd.
Met de verschillende overheidsorganen werd zoals steeds op uiterst aangename
wijze samengewerkt.
Het UNAC-Comité-Rotterdam zag zijn actie tot inzameling van gelden met
succes bekroond, dank zij de door onze leden verleende medewerking en ook
de beide collecten ten behoeve van het Bio Vacantie-Oord verliepen met succes.
Het advertentiebesluit werd ook in het verslagjaar gecontinueerd; in de uitvoe
ring kwam in zoverre wijziging, dat tot een overzichtelijker groepering in de
wekelijkse advertentierubriek werd besloten, die zowel bij de leden onzer afdeling
als bij het publiek tot voldoening aanleiding gaf.
De samenstelling van ons afdelingsbestuur was aan het einde van het verslag
jaar als volgt:
Voorzitter C. van Willigen
Vice-voorzitter P. Vermeer
Secretaris W. F. Dubbeldeman
Penningmeester C. J. Blad
Lid Dogterom
110