Het was de Commissie een bijzondere eer om ter gelegenheid van
de viering van het 30-jarig bestaan van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond de toenmalige Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen, Zijne Excellentie Dr. J. J. Gielen, in zitting te mogen
ontvangen in aanwezigheid van de Bondsvoorzitter en de Voorzitter
van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, de heren M. P. M. Vermin
en J. S. Croeze. Aan de Minister, die vergezeld was van Dr. N. R. A.
Vroom, Hoofd van de Afdeling Kunsten, werd een verslag van
werkzaamheden aangeboden, en er werden een zestal films van
Nederlandse cineasten vertoond. Bij zijn dankwoord betuigde de
Minister met grote belangstelling en waardering kennis te hebben
genomen van de arbeid der Commissie.
Het aantal der gewone zittingen, welke gedurende het verslagjaar
werden gehouden, bedroeg 19. Niet minder dan 40 Nederlandse
documentaires werden aan de Commissie ter beoordeling vertoond.
In 10 gevallen werd aan het Hoofdbestuur een advies tot plaatsing
op de Lijst van Geen Bezwaar uitgebracht, terwijl het verzoek tot
zulk een advies tweemaal aan een inzender werd geweigerd.
Op verzoek van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen werd eveneens advies uitgebracht in zake deel
neming aan het Internationaal Filmfestival te Marienbad en aan de
Internationale Tentoonstelling voor Filmkunst te Venetië.
Toen dit Departement in November aan het Hoofdbestuur ver
zocht een eventuele deelname van de film te overwegen aan het van
15 Juni tot 15 Juli 1949 te houden Holland Festival, zegde dit Col
lege zijn medewerking toe en droeg de organisatie van deze deel
neming op aan de heren C. S. Roem, W. K. G. van Royen en
R. Uges Jr., alsmede aan de Culturele Advies-Commissie. In ge
meenschappelijke zitting werd een Werkcommissie Filmfestival
1949 gevormd, waarin zitting hebben de heren A. van Domburg,
Voorzitter, J. Nijland Jr., C. S. Roem, Jhr. W. H. J. B. Sandberg en
de Bondsdirecteur.
Men is tot het besluit gekomen, dat twee West-Europese films
hun première tijdens dit festival zullen beleven, zowel in Amsterdam
als in 's-Gravenhage. Naar aanleiding van een door de Secretaris-
Generaal van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen, Mr. H. J. Reinink, geopperd denkbeeld, werd besloten
een prijsvraag op korte termijn uit te schrijven, ten einde enige
nieuwe korte Nederlandse films gereed te hebben ter vertoning bij
bovenvermelde gelegenheid. De Minister van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen, Zijne Excellentie Prof. Dr. F. J. Th. Rutten,
verleende onmiddellijk zijn steun, door subsidiëring toe te zeggen
van deze prijsvraag, die door de Nederlandse Cineasten met grote
geestdrift werd begroet. Aan het einde van het verslagjaar stond
de Werkcommissie voor de moeilijke taak een keuze te doen uit niet
minder dan zestig synopsissen, welke in antwoord op haar uitnodi
gingen waren ontvangen.
15