1 door een lid-exploitant contra een donateur; 1 door een donateur contra een lid-exploitant; 1 door een lid-filmverhuurder contra een niet-lid; 2 door niet-leden contra leden-filmverhuurders. Voor het eerst is er dit jaar een geschil behandeld betrekking hebbende op artike 4 van het Bedrijfsbesluit in zake de Uitvoering van de Deviezenregeling. In dit artikel is n.1. bepaald, dat de ver huurder van een hoofdfilm verplicht is na de bedrijfsvoorstelling van zulk een film een wat betreft vertoningsmogelijkheden en condities redelijk bod hetwelk per aangetekende briefkaart is gedaan te accepteren binnen vier weken nadat het bod is ge daan, althans de desbetreffende hoofdfilm voor vertoning in de desbetreffende gemeente binnen die termijn te verhuren; gebrek aan overeenstemming over de vraag, of het bod al dan niet redelijk is, wordt beschouwd als een geschil in de zin, als bedoeld in artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement. Met een beroep op deze bepaling heeft een lid-exploitant leve ring gevraagd van een film op de door hem geboden condities, die door de filmverhuurder echter niet redelijk werden geacht. De Commissie achtte het standpunt van de filmverhuurder juist en ontzegde aan de exploitant zijn vordering. Een filmverhuurder heeft bij de Commissie van Geschillen een vordering ingesteld tegen een lid-exploitant tot het afnemen respec tievelijk betalen van de overeengekomen auteursprijs van enige films, waarvan hij het contract als geëxpireerd beschouwde. Het verweer van de exploitant kwam hierop neer, dat de filmverhuur der gedurende de looptijd van het contract niet in staat zou zijn geweest de films te leveren, althans niet in zogenaamde derde week-vertoning, zoals was overeengekomen. De Commissie heeft uitspraak gedaan, dat beide partijen met een verlenging van het contract genoegen hadden genomen en dat, waar de exploitant de desbetreffende films in tweede week-vertoning geleverd kan krijgen, de levering op gunstiger voorwaarden kan geschieden dan bij het afsluiten der overeenkomst is bedongen. De Commissie stelde een nieuwe einddatum van de overeenkomst vast en veroor deelde de exploitant om de desbetreffende films op de overeen gekomen condities voor die tijd af te nemen of bij gebreke daarvan aan de filmverhuurder voor iedere film te betalen een bedrag over eenkomende met het vastgestelde percentage van de opbrengst als van een uitverkocht huis gedurende alle overeengekomen oor stellingen van een vertoningsweek. In een geschil van een lid-exploitant tegen een lid-filmverhuur der verklaarde de Commissie de vordering van de exploitant niet- ontvankelijk, omdat zij de overeenkomst, die volgens de exploitant 23

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1948 | | pagina 23