PRIJZENCOMMISSIE TN het verslagjaar werden 15 vergaderingen van de Commissie Indeling Bioscoopbedrijven en Prijsvaststelling Bioscoopvoor stellingen gehouden, die alle onder voorzitterschap stonden van de heer W. K. G. van Royen in zijn functie van waarnemend Voorzitter. Door de Commissie zijn in totaal 207 aanvragen om prijsverho ging, resp. herziening van de klasse-indeling behandeld, waarvan er 63 konden worden ingewilligd en 138 moesten worden afgewezen, terwijl op de overige 6 aanvragen door allerlei omstandigheden nog geen beslissing werd genomen. Van de 40 ingediende aanvragen om indeling en prijsvaststelling werden er 31 definitief afgewikkeld en 9 aangehouden met het oog op een t.z.t. in te stellen plaatselijk onderzoek; in afwachting van de officiële prijsvaststelling wordt door de desbetreffende bioscopen op de aangevraagde entreeprijs gedraaid. De Commissie verstrekte 437 speciale prijsvaststellingen voor bijzondere films en gaf één theater toestemming tot het berekenen van een variététoeslag. In 49 gevallen werd toestemming verleend om de op grond van de normaal geldende vermakelijkheidsbelasting vastgestelde bruto-entreeprijzen te handhaven bij vertoning van films, waarvoor een lager percentage vermakelijkheidsbelasting dan normaal verschuldigd is. Voorts werden door de Commissie meer dere prijsvaststellingen van verschillende aard afgegeven. Bij de Directeur-Generaal van de Prijzen zijn 14 beroepschriften ingediend, waarvan er één tot resultaat een prijsverhoging had. Op grond van de Ministeriële Beschikking van 16 Januari 1948, bekend als de „Prijzenbeschikking Bioscoopvoorstellingen 1948", moesten alle vóór 1 April 1948 vastgestelde netto-entreeprijzen vanaf die datum met 9 worden verlaagd, alsmede met de tot dus verre ingecalculeerde 2 c/c omzetbelasting. Deze verlagingen hielden rechtstreeks verband met de verhoging der vermakelijkheidsbelas ting van 20 tot 35 c/c en met het streven der Regering, de bruto- entreeprijzen niettemin onveranderd te doen handhaven. De Minister van Economische Zaken baseerde zich hierbij op adviezen van het Directoraat-Generaal van de Prijzen, volgens welke deze verlaging der netto-entreeprijzen in het algemeen door de bioscooponder nemers uit hun exploitatie-overschotten kon worden bestreden. In overleg met de Prijsbeheersing zijn terstond door de Commissie richtlijnen ontworpen, op grond waarvan dispensatie van deze ver plichte prijsverlaging zou kunnen worden verleend. 26

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1948 | | pagina 26