30 mede om de leden bij hun exploitatie wat ruimere armslag te geven, werd door een nieuwe wijziging van het Algemeen Bedrijfsreglement een splitsing gemaakt tussen normale permanente bioscopen (A.) en permanente bioscopen B., ook wel genoemd semi-permanente bioscopen. Daarentegen werd bepaald, dat reizende bioscopen in gemeenten met een of meer permanente bioscopen geen voorstel lingen meer zouden mogen gegeven. Het maximum aantal speel dagen bedroeg vóór deze verandering 12 per kalenderjaar. Voor de exploitatie van een permanente bioscoop B is een een voudige inschrijving in het Bedrijfsregister door het Hoofdbestuur voldoende, mits aan de reglementaire voorwaarden wordt voldaan (overlegging van een behoorlijk huurcontract en een gemeentelijke bioscoopvergunning ten name van de exploitant). Het aantal speeldagen voor een B.-exploitatie werd vastgesteld op een minimum van 31 dagen en een maximum van 124 per jaar; dat van een A-bioscoop werd gesteld op een minimum van 156 dagen. Bovendien moeten nieuwe bioscopen A„ over de vesti ging waarvan door de Commissies Nieuwe Zaken wordt beslist, voldoen aan veel zwaardere eisen. Deze reglementswijziging had' tot gevolg, dat een aantal reeds ingeschreven zaken, waarin niet op tenminste 156 dagen per jaar filmvoorstellingen werden gege ven, moest worden overgeschreven in de klasse der B.-zaken. De inschrijving in het Bedrijfsregister werd dienovereenkomstig gewij zigd. Deze wijziging had betrekking op ongeveer 45 bioscopen. Volgens de gegevens van het Bondsbureau was het aantal zaken dat voor inschrijving in de B.-klasse in aanmerking kwam, gezien het aantal speeldagen, wel iets groter, maar enige exploitanten verzochten handhaving van hun zaken in de A.-categorie en ver bonden zich om in het vervolg op tenminste 156 dagen per ka lenderjaar filmvoorstellingen te geven. Toestemming werd gegeven voor de vestiging van 2 nieuwe permanente bioscopen-A. (oude aanvragen), 2 noodexploitaties en een vervanging van een verwoeste kleine zaak door een nieuwe bioscoop, alsmede voor een reisexploitatie (oude aanvraag), die uit sluitend voorstellingen aan boord van zee- en luchtschepen verzorgt. Voorts besloot het Hoofdbestuur om toestemming te verlenen voor de inschrijving van een 4-tal B-bioscopen, echter op con ditie, dat de exploitatie eerst mag worden aangevangen en. derhalve ook de inschrijving eerst haar beslag krijgt, wanneer de belasting door de betrokken gemeentebesturen is verlaagd tot een dragelijk maximum. Het Hoofdbestuur liet tegen het eind van 1948 per 1 Januari 1949 op grond van het Lissim-accoord vijf Amerikaanse filmver huurkantoren toe, die reeds vroeger lid van de Bond waren geweest. Hiermede verviel de inschrijving van de M.P.E.A., die per genoemde datum, wegens verlies der vereisten, van het lidmaatschap vervallen werd verklaard.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1948 | | pagina 30