40
ter kennis van het Hoofdbestuur gebracht, dat de Huishoudelijke
Commissie artikel 2 van haar Besluit van 28 November 1946, waar
bij werd bepaald, dat het verboden bleef het Nederlands journaal
te vertonen anders dan in zijn geheel, heeft ingetrokken en voor
het Nederlands Nieuws op 2 December een afzonderlijk besluit
in het leven heeft geroepen, hetwelk hierop neerkomt, dat men in
den vervolge het Nederlands journaal evenals het buitenlands jour
naal beschouwt als een film, welke bestaat uit verschilende onder
werpen, die tot elkaar in geen enkel verband staan, zodat ieder
op zichzelf staand onderdeel van het Nederlands journaal feitelijk
als een afzonderlijke film zal worden beschouwd in de zin van
artikel 42 sub b van het Bioscoopbesluit, waardoor het achterwege
laten van de vertoning van delen van dit journaal geoorloofd zal
zijn, behoudens voor zover op de keuringskaart staat aangegeven,
dat zij onverkort zullen moeten worden vertoond, zulks uit hoofde
van de voorlichtende functie, welke voor het gehele land van be
lang geacht kan worden.
Dit besluit trad in werking op 7 Januari 1949,
Duitse en Oostenrijkse films
Begin December ontving het Hoofdbestuur van de Voorzitter
der Centrale Commissie het bericht, dat de Minister van Binnen
landse Zaken zich blijkens schriftelijke mededeling kon verenigen
met de strekking van het door de Huishoudelijke Commissie van
de Centrale Commissie voor de Keuring van Films uitgebracht ad
vies ter zake van de openbare vertoning van Duitse en Oosten
rijkse films, welke vervaardigd zijn na Mei 1945.
Dit advies kwam hierop neer, dat deze films ter keuring kunnen
worden aangeboden bij de Centrale Commissie, welke ten aanzien
van deze films, evenals zulks geschiedt voor iedere andere film,
incidenteel zal bepalen of openbare vertoning toelaatbaar is, ï.c.
voor welke leeftijdsgroep; dat de aanbieders er rekening mede
dienen te houden, dat het aanbeveling verdient voorlopig geen
andere films ter keuring aan te bieden dan z.g. neutrale films, dat
wil zeggen films zonder enige politieke strekking, aangezien de kans
zeer groot zou zijn, dat deze laatsten niet voor openbare vertoning
zouden worden toegelaten. Verder is de Commissie van oordeel,
dat maatregelen getroffen dienen te worden, opdat openbare ver
toning van deze films streng gelimiteerd wordt.
Het Hoofdbestuur heeft naar aanleiding hiervan overwogen of
thans niet het gehele vraagstuk van de import uit deze film-
producerende gebieden onder het oog dient te worden gezien. Al
vorens de vraag te beantwoorden of ter zake maatregelen van
Bondszijde dienen te worden genomen, heeft het Hoofdbestuur
zich tot de Afdelingen gewend om advies.