TELEVISIE V\ E ontwikkeling van de televisie, die met rasse schreden voor waarts gaat, stond gedurende het afgelopen jaar in het brand punt van de publieke belangstelling. Wat er zoal aan publicaties over dit onderwerp in de Nederlandse Pers verscheen, zou een lijvig boekwerk kunnen vullen. De practische toepassing van de televisie brengt zeer vele proble men mede, vandaar dat de Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen een Televisie-Com missie hebben benoemd, welijke o.m. tot taak zal hebben na te gaan op welke wijze en in welke omvang de huidige stand der techniek en de te verwachten toekomstige ontwikkeling daarvan een prac tische toepassing van de televisie hier te lande mogelijk maakt. In deze op 26 October geïnstalleerde commissie, waarvan Prof. Ir. W. Th. Bahler te Delft lid en voorzitter is, hebben zitting namens de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen: de heren Mr. A. W. Schade van Westrum en E. J. Verschueren; namens het staatsbedrijf der P.T.T.: de heren Ir. J. D .H. van der Toorn, Dr. C. C. Grützner en Jhr. Ir. Ch. Th. D. van der Wijck; namens de Radioraad: de heren Prof. Dr. Balth v. d. Pol en Mr. Dr. Ch. J. M. A. van Rooy; namens de raad van beheer der Nozema: de heren K. van Dijk en W. Vogt; namens de Radio-Unie: de heren Prof. Dr. J. B. Kors O.P. en J. B. Broeksz; namens de N.V. Philips Gloeilampenfabriek te Eindhoven: de heer Ir. J. A. J. Bouman, terwijl, op voordracht van het Hoofdbestuur, tot vertegenwoordiger van de Nederlandsche Bioscoop-Bond werd benoemd de heer R. Uges Jr. Een nieuwe Bonds-Televisie-Commissie Het televisie-vraagstuk maakte reeds in 1935 een punt van bespre king uit in de vergaderingen van het Hoofdbestuur. Op 30 Juni 1936 besloot dit College tot het in het leven roepen van een Commissie, welke op 14 September d.a.v. werd geïnstalleerd en welker taak als volgt was omschreven: „Ernstige bestudering van de aard en de ont wikkeling van de onderscheidene televisie-systemen, niet alleen door kennis te nemen van hetgeen in betrekking hiermede in binnen- en buitenland wordt geproduceerd, doch ook door zich daadwerkelijk op de hoogte te stellen van de practische werking daarvan en van de resultaten, voor zover deze in de laboratoria en in de aanvan kelijke toepassing daarbuiten worden verkregen. Voornamelijk zal het de taak dezer commissie zijn te onderzoeken in hoeverre de 50

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1948 | | pagina 51