over haar gemeentelijke huishouding en haar contribuabelen, niet
zou hebben opgelegd.
Het is begrijpelijk dat genoemde circulaires bij de Kamer geen
gunstig onthaal vonden. Reeds in de algemene beschouwingen in hec
Voorlopig Verslag van het ingediende wetsontwerp werd krachtig
stelling genomen tegen de weinig fraaie methode waarop de nood
der gemeente wordt uitgebuit om de vermakelijkheidsbelasting naar
een door de Minister van Financiën gewenst percentage te doen
heffen. Verscheidene Kamerleden achtten het, afgezien hiervan,
onjuist een zo scherpe tegenstelling te maken tussen de heffing van
filmvoorstellingen, welke toch in tal van opzichten culturele waarde
kunnen hebben, en de heffing bijvoorbeeld op sportwedstrijden. Zij
maakten zich voorts zorgen over de toekomst van het bioscoopbedrijf
bij een dergelijke zware heffing.
Inmiddels was op 16 Januari de „Prijzenbeschikking Bioscoop
voorstellingen 1948' uitgevaardigd op grond waarvan alle vóór
1 April 1948 vastgestelde netto-entreeprijzen van die datum af met
9 1% moesten worden verlaagd, alsmede met de tot dusverre inge
calculeerde 2% omzetbelasting. Daar bovendien in de gewraakte
circulaires door de Minister van Binnenlandse Zaken werd gezegd,
dat er temeer aanleiding zou zijn de belasting te verhogen omdat
de entreeprijzen zouden worden verlaagd, mag men gerust conclu
deren dat hier sprake was van een weloverwogen politiek, waarbij
door een gelijktijdige belastingverhoging en prijsverlaging de druk
van deze belasting geheel op de ondernemer werd afgewenteld. Men
hoopte daarmede het misnoegen van het publiek te voorkomen, het
welk anders ongetwijfeld zou zijn opgewekt indien het voor zijn
bioscoopkaartje plotseling een hoger bedrag zou moeten neertellen.
Dat door deze Regeringsmanipulatie aan de vermakelijkheidsbelas
ting, die naar haar aard een verteringsbelasting is, een geheel ander
karakter werd gegeven, kan niet worden ontkend; zij werd in feite
een exorbitant hoge omzetbelasting, speciaal toegepast op het film
bedrijf.
Voor de behandeling van het wetsontwerp Noodvoorzieuing Ge-
meentefinanciën plaats vond, hebben zeer vele besprekingen plaats
gevonden tussen vertegenwoordigers van het Hoofdbestuur, depar
tementale autoriteiten en vertegenwoordigers van de leidende
fracties in de Kamer.
Ook werd het Hoofdbestuur in verband met deze aangelegenheid
ontvangen door de Ministers van Binnenlandse Zaken en van
Financiën, de heren Witteman en Lieftinck.
In het kader van de actie, welke het Hoofdbestuur heeft ont
plooid zijn een groot aantal stukken gewisseld en rapporten ge
publiceerd. Het optreden van het Hoofdbestuur heeft weliswaar
58