De herinstallatie van de voormalige Cinetone studio heeft meer
tijd gevergd dan verwacht werd. Maanden heeft het gekost om
deze door de Duitsers volkomen leeggeroofde en in zeer verwaar
loosde toestand achtergelaten studio te herscheppen in een effi
ciënt apparaat voor de productie van hoofdfilms.
De officiële opening werd op Woensdag 25 Augustus verricht
door Mr. H. J. Reinink, Secretaris-Generaal van het Ministerie van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, namens zijn Minister,
Prof. F. J. Th. Rutten, in aanwezigheid van vele autoriteiten en
leden van de Bond. Onder de genodigden waren o.m. Dr. N. R. A.
Vroom, Hoofd van de Afdeling Kunsten van het Ministerie van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Mr. Arn. J. d'Ailly, Bur
gemeester van Amsterdam, en een delegatie van de Vereniging
van Kinemabèstuurders van België, bestaande uit de heren H. Du-
tillieu, Voorzitter, L. Hendrickx, J, Bronze, J. Toussaint, L. Weyers
en M. Degraeve en hun dames, alsmede Mevrouw S. Chappel,
administratrice.
Reeds in Augustus van dit jaar werd de productie van de eerste
speelfilm, getiteld „Niet tevergeeft" ter hand genomen, die nog
voor Kerstmis haar première in Amsterdam, Rotterdam en Den
Haag beleefde. Aan het einde van het verslagjaar was men met de
productie van een tweede hoofdfilm begonnen.
Gedurende 1948 werden een aantal korte documentaire films
vervaardigd, die een vergelijking met hetgeen op dit gebied in het
buitenland wordt gepresteerd, zeer zeker kunnen doorstaan. Het
Hoofdbestuur heeft de beste van deze films geplaatst op de Lijst
van Aangewezen en Aanbevolen Films, als bedoeld in artikel 6
van het Bedrijfsreglement in zake de Vertoning van Nederlandse
Films.
Sedert de inwerkingtreding van dit bedrijfsreglement werd in
411 theaters gedurende 1844 vertoningen, door korte Nederlandse
documentaires, een bedrag van meer dan anderhalve ton aan film-
huur opgebracht.
Film financiering
Aan het einde van het verslagjaar zijn de vooruitzichten voor
het slagen van een nationale filmproductie verre van gunstig. Niet
dat het van de zijde van het publiek aan appreciatie voor de Ne
derlandse film ontbreekt, integendeel, men legt een opmerkelijke
belangstelling aan de dag. Maar de verhoging van de belasting op
vermakelijkheden, welke in het voorjaar plaats vond en zulk een
nadelige invoed uitoefent op de rentabiliteit van het Nederlandse
film- en bioscoopbedrijf, maakt de amortisatie en daarmede een
'68