verhuurders betrof aan wie op grond van artikel 5 door het Hoofd bestuur dispensatie is verleend. Bioscoopreclame De verhouding tussen de Bond en de Nederlandsche Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploitanten heeft niets te wensen overge laten. Hiertoe heeft vooral ook bijgedragen het feit, dat als ver tegenwoordiger van de Bond in het Bestuur van genoemde Ver eeniging zitting heeft de heer W. K. G. van Royen en dat de Secretaris van het Bondsbureau de heer H. W. Hagenberg als Secretaris van de Vereeniging optreedt. Bij gevoerde besprekingen hebben de vertegenwoordigers van de reclame-exploitanten aan het Hoofdbestuur verzocht het daar heen te leiden, dat aan de bioscoopexploitanten verboden wordt hun projectiedoeken aan andere ondernemingen dan leden van de Vereeniging te verpachten. Het Hoofdbestuur, dat zich met dit voorstel kan verenigen, heeft de uitwerking ervan in studie genomen. Met het oog op de talrijke aanvragen, die van de zijde van alle mogelijke charitatieve verenigingen worden gedaan voor de gratis vertoning van projectieplaten en propagandafilms in de bioscopen, heeft het Bestuur van de Nederlandsche Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploitanten aan het Hoofdbestuur voor gesteld een gemengde commissie voor de beoordeling van derge lijke aanvragen te benoemen. Het Hoofdbestuur is met dit denk beeld accoord gegaan. Tot leden van de Commissie voor de be oordeling van charitatieve reclame zijn benoemd de heren: P. J. Burbach (reclame-exploitant), J. v. d. Horst (bioscoop-exploitant), J. C. A. Meischke (reclame-exploitant), B. W. G. van Royen (bioscoop-exploitant) en H. W. Hagenberg, Secretaris. De Commissie heeft uit haar midden als Voorzitter benoemd de heer J. v. d. Horst. Uitvoering Reglement op het Naamregister Ingeschreven werden 365 filmtitels tegen 597 in 1947. Dit betekent niet, dat veel minder titels ter deponering in het Naamregister werden aangeboden dan het vorig jaar, maar moet o.m. daaraan worden geweten, dat een zeer groot aantal tegen het eind van 1948 ter inschrijving opgegeven titels eerst in 1949 konden worden bevestigd en de titels eerst als ingeschreven kunnen worden beschouwd, wanneer door het Hoofdbestuur een bevesti ging aan de betrokken verhuurders is verstrekt. 83

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1948 | | pagina 86