AFDELING 's-GRAVENHAGE Advertentiebesluit Vermakelijkheidsbelasting 96 In het jaar 1949 vonden vijf ledenvergaderingen plaats. Ir. de op 28 Januari 1949 gehouden Jaarlijkse Algemene Ledenvergadering werd op voorstel van het Afdelingsbestuur besloten het aantal bestuursleden terug te brengen van zeven op vijf. In de daaropvolgende Buitengewone Ledenvergadering, gehouden op Vrijdag 25 Februari 1949, trad het gehele bestuur af en werden gekozen: lot voorzitter G. M. Th. Gielisse tot vice-voorzitter C. J. Blad tot penningmeester D. Siem Sr. tot secretaris R. LIges Jr. tot lid J. J. H. H. Tapke Lokenberg De volgende afdelingsleden hadden zitting in diverse colleges, t.w.: G. M. Th. Gielisse Ledenraad Afdelingsraad Commissie Nieuwe Zaken S. Kinsbergen Bio-Vacantie-Oord D. Siem Sr. Afdelingsraad R. Uges Jr. Hoofdbestuur Commissie van Geschillen Bio-Vacantie-Oord In de Jaarlijkse Algemene Ledenvergadering van 18 April 1949 werd het bestaande Advertentiebesluit zonder enige wijziging wederom voor een jaar verlengd en wel tot 1 Mei 1950. Ook in het afgelopen jaar werden er door de leden filmverhuurders vele advertenties in de op Donderdagavond verschijnende dagbladen geplaatst, welk feit voor het Afdelingsbestuur aanleiding was opnieuw en wel in combinatie met de Afdelingen Amsterdam en Rotterdam, besprekingen te openen met het bestuur van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, ten einde aan deze ongewenste toestand, die mogelijk zou kunnen leiden tot ondermijning van het Advertentie besluit, een einde te maken. Deze onderhandelingen hebben ertoe geleid, dat eind 1949 een commissie werd benoemd, die op korte termijn dusdanige voor stellen zou doen, dat een oplossing zou worden gevonden. Bij het einde van het verslagjaar was de commissie nog niet met haar werkzaamheden gereed. In Februari 1949 richtte de Afdeling zich met een uitvoerig request tot' het College van Burgemeester en Wethouders, waarin er op werd gewezen, dat een vermakelijkheidsbelasting van 35 een te hoge heffing is om op de duur een lonend bioscoopbedrijf mogelijk te maken, vooral in verband met de steeds dalende bezoekcijfers. In Mei 1949 antwoordden Burgemeester en Wethouders, dat de financiële toestand van de gemeente zodanig was, dat tot belastingverlaging van enige betekenis vooralsnog niet kon worden overgegaan. Verschillende malen vonden besprekingen plaats tussen de Wethouder van Financiën en het Afdelingsbestuur, doch deze hadden niet het gewenste gevolg. Begin November richtte de Afdeling zich nogmaals tot het gemeentebestuur, erop wijzende dat de voorgestelde wijziging in de Verordening van de Verma kelijkheidsbelasting, waarbij aan die bioscopen die orkesten en/of variété hadden,

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1949 | | pagina 100