Hoofdbestuur de vermakelijkheidsbelastingkwestie in een nieuw
stadium gekomen.
Naast het onderzoek dat de grote gemeenten inmiddels hadden
ingeleid ingevolge de requesten van de betrokken afdelingen, was
thans ook de desbetreffende bewindsman bereid de gehele aan
gelegenheid aan een nieuw onderzoek te onderwerpen.
De verklaring van de Minister heeft tot een nader contact
geleid tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het
Hoofdbestuur alsmede tot een briefwisseling met de Minister per
soonlijk, die in het kader van het door hem in het uitzicht ge
stelde onderzoek tevens een onderhoud aan het Hoofdbestuur
heeft toegezegd.
Het Hoofdbestuur heeft gemeend hangende het onderzoek de
verschillende acties tegen de vermakelijkheidsbelasting te moeten
doen beëindigen, zulks ter voorkoming van prestigekwesties.
Op 13 October is dan ook door de plaatselijke exploitanten te
Gouda aan Burgemeester en Wethouders te kennen gegeven, dat
zij met ingang van Zaterdag 15 October het geven van filmvoor
stellingen op normale wijze zouden hervatten, zulks naar aan
leiding van de verklaring van de Mini-ter van Binnenlandse Zaken
in de Tweede Kamer en naar aanleiding van de verklaring van
het gemeentebestuur, dat het met welwillendheid stond tegenover
hun verlangens.
Nadien hebben het Ministerie van de zijde van het Hoofd
bestuur uitvoerige rapporten bereikt omtrent de gang van zaken
in het bedrijf en omtrent de moeilijkheden, die als gevolg van de
belasting zijn onstaan. Bovendien zijn rapporten in bewerking bij
de gemeentebesturen van de grote steden.
Bij de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zak;n
zijn uit de Kamer nog eens bezwaren te berde gebracht tegen de
zware vermakelijkheidsbelastingheffing voor bioscopen, waarbi;
onder meer het Kamerlid Th. S. Hooij enige motieven naar
voren bracht ter rechtvaardiging van de bij de exploitanten be
staande wens tot verlaging van de belasting en aandrong op ver
laging van de belasting.
De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft
bovendien in verband met opmerkingen in het Voorlopig Verslag
in de Memorie van Antwoord bij de Onderwijsbegroting verklaard,
,,dat met de economische belangen van het bioscoopwezen ernstig
rekening moet worden gehouden, welke overweging temeer klemt,
omdat een bloeiend bioscoopwezen een van de voornaamste moge
lijkheden biedt tot het rendabel maken van de Nederlandse film
productie."
Het Hoofdbestuur meent, dat er geleidelijk een klimaat is ge
schapen, dat gunstig is voor een herziening van de geldende
belastingmaatregelen en dat in de loop van 1950 ongetwijfeld
decisies ter zake mogen worden verwacht.
16