NEDERLANDSE FILMINDUSTRIE
U ET verslagjaar was voor de Nederlandse filmindustrie geen
jaar van voorspoed. Ook in deze tak van het Nederlandse
filmwezen werden de gevolgen van de in 1948 verhoogde heffing
der vermakeliikheidsbelasting merkbaar.
Wist de journaalfilmproductie zich qualitatief en quantitatief
te handhaven, de sterke terugloop in de netto-ontvangsten werd
door haar, gespecialiseerd en daardoor economisch kwetsbaar
als deze bedrijfstak is, nochtans zeer ernstig gevoeld.
Nadat de productie van de tweede Nederlandse speelfilm „Een
koninkrijk voor een huis" en de na-synchronisatie van een derde
hoofdfilm ,,L.O.L.K.P." in de loop van 1949 waren beëindigd,
heeft de studio van de Stichting „Nederlandse Filmstudio", de
voormalige Cinetone Studio te Duivendrecht, ha.ar poorten moeten
sluiten, omdat zich geen nieuwe gegadigden meer aanmeldden.
De studio verricht tijdelijk werkzaamheden niet op haar terrein
liggend om de reeds sterk ingekrompen staf aan het werk te
houden, in de hoop op betere tijden.
Aan het einde van het verslagjaar was bij de N.V. Filmfabriek
Profilti een nieuwe speelfilm in productie.
Slechts weinige korte films werden in 1949 vervaardigd. Het
Hoofdbestuur heeft vier van deze films geplaatst op de Lijst van
Aangewezen en Aanbevolen Films, als bedoeld in artikel 6 van
het Bedrijfsreglement inzake de Vertoning van Nederlandse
Films.
De filmfabrieken, die bij de Nederlandsche Bioscoop-Bond
zijn aangesloten, hebben de uitbouw en vernieuwing van haar
laboratoria voltooid, zodat aan het einde van het verslagjaar
haar gezamenlijke productie-capaciteit per 44-urige werkweek
431.500 meter normaalfilm en 158.500 meter smalle film bedroeg.
Wederom werden vele geïmporteerde buitenlandse films in
Nederlandse laboratoria betiteld en gecopiëerd, wat een behoor
lijke besparing aan deviezen betekende. De werkzaamheden met
betrekking tot het smalle formaat waren evenwel aan het einde
van 1949 ingekrompen tot een fractie van de productiecapiciteit.
In de Raad van Beheer van de Stichting „Nederlandse Film
studio" hadden gedurende het verslagjaar namens de Bond zitting
de heren H. S. Boekman, Joh. Miedema en W. K. G. van Royen,
namens de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
de heren Mr. P. K. van Ginneken en G. van der Wiel. De
grootste zorg van de Raad was een beperkte staf beschikbaar te
27